Nederland, talenland: de vakdocent en de toekomst van de moderne vreemde talen
Door Steven Hoogwout, student Franse taal en cultuur en Filosofie, Universiteit Leiden.
Niet veel langer dan een jaar geleden heb ik voor het eerst W.F. Hermans’ Nooit meer slapen gelezen. Naast de eenzaamheid van de eentonige heides en vlaktes, de met regenwater volgelopen meteoorkraters, het eeuwige licht van de noorderzon, het gevoel van paranoia en verwarring dat in elk van Hermans’ boeken me weer doet afvragen waarom ik hem überhaupt lees, is me nu, een jaar later, nog één andere herinnering van het boek bijgebleven; de opmerking van de Noorse professor Ornulf Nummedal, dat Nederlanders altijd elke taal in Europa in elk geval ten halve te verstaan. Zo’n terloopse opmerking sloot toen goed aan bij dat wat tijdens mijn jeugd (nauwelijks tien jaar terug) nog een gangbare opvatting was: de Nederlander is een taalkundige spons. Door noodzaak en koopmansinstinct zouden wij, klein volk aan de Rijndelta, wiens eigen tongval buiten ’s lands grenzen enkel in Vlaanderen en Zuid-Afrika in een zwaar verbasterde vorm gesproken wordt, het Frans, het Duits, het Engels, het Spaans en het Italiaans tot ons hebben genomen, in meerdere of in mindere mate. De opvatting van Ornulf Nummedal heeft mij altijd trots gemaakt, maar blijkt heden ten dage ronduit onjuist.
“De Nederlander is een taalkundige spons.”
Iedereen die het landelijke nieuws volgt, weet dat het slecht gesteld is met de talenkennis van de Nederlandse leerling. Leraren in het voortgezet onderwijs wisten dit uiteraard allang. De kennis van de moedertaal daalt schrikbarend snel en de kennis van onze buurtalen en zodoende de kennis van onze buurlanden zelf heeft betere tijden gekend, en dat in een wereld waarin de Europese samenwerking en verstandhouding in belang toenemen. De Nederlander spreekt niet alleen geen buurtalen meer – hij lijkt zich er in het algemeen steeds minder om te bekommeren.
Hoe is het toch zo gekomen? Hoe zijn de Nederlanders van het polyglotte volk dat je nog bij Hermans vindt, gekomen tot een steenkolen-Engels-sprekend land? Eén reden daarvoor is ongetwijfeld de globalisering. De toenemende economische en culturele invloed van Oost-Aziatische landen alsmede de politieke reikwijdte van problemen in het Midden-Oosten hebben vast en zeker onder de jongere generaties het belang van Europese talen minder zichtbaar gemaakt. Een andere factor is waarschijnlijk de heersende overtuiging dat men het tegenwoordig met Engels allemaal wel redt. Kennis van het Engels alleen is schijnbaar voldoende om de wereld te doorgronden, op veel universiteiten worden belangrijke bronnen zelfs al niet meer in de brontaal gelezen, waardoor belangrijke nuances verloren gaan bij de receptie ervan.
Een derde verklaring duidt echter op een duiveltje dat makkelijker te bezweren is: onwetendheid. Uit mijn persoonlijke ervaringen in het onderwijs blijkt dat een groot deel van de bovenbouwleerlingen zich domweg niet bewust is van het feit dat er universitaire opleidingen als Frans en Duits bestaan. Hoewel het lastig is om als nederige docenten de koers van de globalisering tegen te gaan, of het Engels van zijn troon te stoten als wereldwijde lingua franca, moet het toch minstens haalbaar zijn om leerlingen te wijzen op het feit dat moderne Europese talen óók universitaire studies zijn. Elise Bouman, Maaike Koffeman, Indira Wakelkamp en ik zijn daarom als afgevaardigden van de Landelijke regionetwerken, de afgelopen maanden het land doorgereisd om docenten in het voortgezet onderwijs op verschillende nationale taalcongressen te ontmoeten. Voor hen die er niet bekend mee zijn, de regio-netwerken zijn als volgt: AlfaGammapartners in Noord-Holland, ONZ in Zuid-Holland, RU PUC of Society in de streek rond Nijmegen, RUG Scholierenacademie voor het noorden van het land, en het UU vakdidactisch netwerk MVT in de omgeving van Utrecht. Het was ons doel om juist de taaldocenten bewust te maken van het feit dat de universitaire opleidingen, en daarmee ook de plaats van de buurtalen in de maatschappij, vallen of staan met wat de leerlingen in de klas te horen en te zien krijgen. Ik zou dan ook graag in deze blog nog eens een appèl willen doen op de taaldocent.
Voor menigeen zal het allemaal vanzelfsprekend lijken, maar voor veel leerlingen is het dat niet; de opleidingen Franse en Duitse Taal en Cultuur, Romaanse talen en culturen en Spaans en Latijns Amerikastudies bestaan, je leert er veel méér dan enkel woorden en grammaticarijtjes, en ze bieden, zeker met het oog op de talenkennis van de gemiddelde contemporaine Nederlander, een uitzonderlijk hoge baankans op niveau, ook buiten het onderwijs.
Het zou dan ook meer dan zonde zijn om de traditionele Nederlandse meertaligheid volledig te verliezen. Als deelnemer aan de Nationale Congressen Frans, Duits en Engels heb ik aan den lijve ondervonden hoe enthousiast en gepassioneerd docenten zijn voor het vak dat zij geven. Grote ontwikkelingen als taalkundige globalisering kunnen we niet tegenhouden, noch zouden we dat noodzakelijkerwijs moeten willen. Wat wel in onze macht ligt is het bewustzijn van het belang en het plezier van de moderne vreemde talen onder de aandacht te brengen van onze leerlingen en de mensen om hen heen.
“Het zou dan ook meer dan zonde zijn om de traditionele Nederlandse meertaligheid volledig te verliezen.”
Zo kunnen vakdocenten simpel een eerste stap zetten door leerlingen aan te sporen om voor het profielwerkstuk een taalkundig of literair onderwerp te kiezen (zie voor inspiratie de website pws-wereld.nl) ; door hen te wijzen op de verschillende universitaire opleidingen en de inhoudelijke kanten daarvan ; door samenwerkingen aan te gaan met plaatselijke HBO’s of universiteiten, wiens studenten – neem het van mij aan – zich vaak meer dan verheugd tonen hun kennis en ervaringen te delen met scholieren in het middelbaar onderwijs. Daarnaast biedt ook de landelijke campagne hulp en houvast: de opleidingenzoeker van het Nationaal Platform voor de Talen presenteert op een overzichtelijke manier de breedheid en rijkheid van talenstudies in Nederland – een schitterende wereld op zich, waarin de leerling zich op eigen houtje in verliezen kan.
Bezoek de inhoudelijke bijeenkomsten van de regionetwerken en vakverenigingen (zie voor een overzicht het taalportaal van het Nationaal Platform voor de Talen), laat u weer inspireren door de mooie kennis die daar gedeeld wordt, zodat u weer vol enthousiasme ambassadeur kunt zijn van uw vak en de opleiding die u zelf genoten heeft.
terug
Geef een reactie