Een kijkje in elkaars keuken: uitwisseling tussen vo- en wo-docenten over de aansluiting tussen school en universiteit
Door Saskia Schreuder, docent Duits en Teacher in Residence aan de Radboud Universiteit
Onlangs vond, inmiddels voor de derde keer, de uitwisseling plaats tussen docenten van de letterenfaculteit van de Radboud Universiteit en middelbare scholen uit Nijmegen. De organisatie ligt in handen van ons, Teachers in Residence van het Radboud Pre-University College of Society, een klus die echt aansluit bij onze kerntaak: het verbeteren van de aansluiting van voortgezet naar universitair onderwijs. Het ligt voor de hand: willen we dat beginnend studenten een zachte landing maken aan de universiteit, dan moeten we meer over elkaar weten. Voor universitair docenten is het relevant te weten hoe de eerstejaars zijn voorbereid op hun studie, is het zinvol wanneer ze inzicht krijgen in het programma van het voorbereidende schoolvak en in de didactische aanpak op de middelbare school. Omgekeerd zou het goed zijn wanneer vo-docenten verder kijken dan het eindexamen en weten welke attitude, kennis en vaardigheden hun leerlingen helpen om succesvol een studie op te pakken. Een kijkje in elkaars keuken is dan ook zeer zinvol.
Ook dit keer was de belangstelling en medewerking van beide kanten enorm: meer dan dertig UD’ers volgden lessen in Nederlands, de moderne vreemde talen, de klassieke talen, geschiedenis en kunstgeschiedenis bij het Canisius College, het Stedelijk Gymnasium, NSG Groenewoud en het Karel de Grote College. Natuurlijk liepen, bij bezoeken aan zoveel lessen, de indrukken sterk uiteen. Zo waren de UD’ers van het vak Franse taal en cultuur getuigen van een les uit een lessenreeks waarbij leerlingen uit 4vwo met door de docent zelf ontwikkeld lesmateriaal zich vanuit verschillende invalshoeken bezighielden met de fabels van La Fontaine. Een rijke les, waarin taalverwerving en literatuurhistorische kennis didactisch overtuigend met elkaar verbonden werden en – met het reciteren van teksten – de doeltaal speels creatief geoefend werd. In de ogen van de UD’ers was dit echt een indrukwekkend voorbeeld van een goede voorbereiding op een studie moderne vreemde talen, vooral ook omdat in deze inhoudelijk sterke les de leerlingen zichtbaar plezier hadden, waarbij ze bovendien ervaren dat het bestuderen van een vreemde taal veel meer te bieden heeft dan alleen taalverwerving.
In andere lessen werden UD’ers geconfronteerd met een weerbarstige praktijk: lessen, vlak voor een toetsweek, waarin de SE stof getraind wordt – teaching to the test. Niets erg, wanneer dit incidenteel gebeurt. Veel vo-bovenbouwdocenten lopen er echter tegenaan dat hun onderwijs te sterk bepaald wordt door de eindtermen van het examen: of het nu gaat om het stampen van kenmerkende aspecten en het oefenen met de specifieke vraagstellingen bij geschiedenis, of de enorme nadruk op begrijpend lezen bij de talen – de o zo belangrijke sprong door het hoepeltje van het cito, de druk van de schoolleiding op de vakdocenten, de verwachtingen van ouders en inspectie aan de school met betrekking tot de eindexamenresultaten, ze dragen niet bij aan een voorbereidend wetenschappelijk onderwijs dat onze leerlingen adequaat voorbereidt op een academische vervolgstudie.
Laten we proberen om ons te emanciperen van deze veelzijdige druk en de ruimte voor inhoudelijk rijk onderwijs die er best wel is, ook te pakken. Hierbij kunnen we de hulp van de universiteit goed gebruiken: de vakgroepen kunnen ons vo-docenten ondersteunen door vanuit hun expertise uitdagend lesmateriaal te ontwikkelen, dat op leerlingniveau kennis, vaardigheden en een attitude stimuleert die op de eisen aan een beginnend student voorbereiden. Bereidschap bij de UD’ers is er zeker: er is al lesmateriaal via het PUC of Society beschikbaar en bij de lesbezoeken zijn er concrete afspraken voor samenwerking tussen vo – en wo-docenten gemaakt. Onze hoop is echter vooral gevestigd op de aanstaande curricula-vernieuwingen en hervorming van de examens. Ook hier is, naast de expertise van vo-docenten de inbreng van universitair docenten gevraagd, willen we een doorlopende leerlijn kunnen ontwikkelen, die verder reikt dan het eindexamen.
Maar ook kleine aanpassingen in de dagelijkse lespraktijk kunnen nu al effectief bijdragen aan een goede voorbereiding op een studie. Zo kregen we van de UD’ers waardevolle tips: Let erop dat de doeltaal door jou en de leerlingen zoveel mogelijk wordt gebruikt. Is het een idee om de leerlingen “ouderwets” met een agenda te laten werken en niet alleen met Magister, zodat ze leren niet van dag tot dag maar op langere termijn te plannen? De aanstaande studenten zijn erbij gebaat wanneer we niet toegeven aan hun behoefte (en die van menig ouder) naar een gedetailleerde opsomming van de toetsstof, het is veel beter wanneer ze leren om zelf de relevante stof te herkennen. Dit moeten ze op de universiteit immers ook kunnen. Laat hen oefenen met het maken van aantekeningen, ook dit valt beginnend studenten vaak zwaar. Concrete tips, waar wij als vo-docenten veel aan hebben.
Er kwamen ook veel gemeenschappelijke vragen ter sprake: leerlingen en studenten bereiden zich veelal niet of onvoldoende voor op lessen resp. colleges. Hoe ga jij daarmee om? Resigneren en geen huiswerk meer opgeven of rigide zijn en deelname aan les of college weigeren? Hoe verhouden we ons tot ChatGTP? Kunnen we schrijfopdrachten waaraan we een beoordeling verbinden, nog wel als thuiswerk opgeven? En vooral: hoe kunnen we bijdragen aan de verbetering van de taalvaardigheid van studenten en leerlingen? Vo-docenten zien dat de resultaten in nagenoeg alle vakken lijden onder een gebrekkige taalvaardigheid van de leerlingen. De voor eerstejaars studenten verplichte taaltoetsen hebben een zorgwekkend laag slagingspercentage en leerlingen en studenten lopen met name tegen een gebrekkige schrijfvaardigheid aan.
De UD’ers geven aan dat zij hun taalgebruik niet aan kunnen passen aan deze ontwikkeling: de behandeling van complexe vragen verlangt nu eenmaal een ontwikkeld talig instrumentarium. Daarom is hier echt een taak weggelegd voor basis- en middelbare scholen. Een deel van de vo-collega’s is zich hiervan zichtbaar bewust: in de ene les werden leerlingen aangemoedigd om naar de betekenis van onbekende woorden te vragen, op een andere school werden er lijsten van onbekende woorden aangelegd. In diverse lessen werden bij grammatica-onderwijs dezelfde vaktermen als in de universiteit gebruikt. Prachtige voorbeelden van geïntegreerd taalonderwijs, waarvan je mag hopen dat het in de komende jaren de systematische aandacht zal krijgen die dringend noodzakelijk is.
Het collegiale gesprek gaat door: vo-docenten bezoeken colleges aan de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit. Dit kijkje in de universitaire keuken kan, naast dat het gewoon heel leuk is om (weer) eens een college te volgen, voor de vo-docenten een dubbele opbrengst hebben. Je ziet met eigen ogen hoe er gewerkt wordt en waar je je leerlingen dus op kunt voorbereiden en je maakt kennis met het actuele programma van de studie aan de universiteit – waardevolle kennis voor de begeleiding van leerlingen in hun oriëntatie op studie en beroep. Zo hopen we dat deze samenwerking van docenten aan de scholen en de universiteit een concrete bijdrage levert aan een soepele aansluiting tussen de middelbare school en de universiteit.
Deze blog is eerder verschenen op de website van de Radboud Universiteit.
terug
Geef een reactie