Taalvaardigheid beoordelen als inhoud ertoe doet: verslag van een EALTA-workshop
Door Catherine van Beuningen (hoofddocent Talenonderwijs & Meertaligheid, Hogeschool van Amsterdam)
De EALTA (European Association of Language Testing and Assessment) Special Interest Group ‘Speaking’ organiseerde op 19 november j.l. een online workshop en rondetafelgesprek met de titel ‘Assessing speaking when content matters – Disentangling content and language in assessing speaking’. Blijkbaar een thema dat door docenten en onderzoekers als urgent en relevant gezien wordt, want binnen een dag werd de inschrijflimiet van 100 deelnemers bereikt.
Hoe je tweede- of vreemdetaalvaardigheid (inclusief spreken) beoordeelt wanneer ook de inhoud ertoe doet óf hoe je inhoudelijke kennis evalueert in een tweede of vreemde taal, is een belangrijke vraag in uiteenlopende onderwijscontexten. Bijvoorbeeld in CLIL-settings, zoals het tweetalig primair of voortgezet onderwijs, waarbinnen het leren van nieuwe vakinhouden en het leren van een nieuwe taal geïntegreerd plaatsvinden. Of in nieuwkomersonderwijs, waar kinderen bijvoorbeeld rekenonderwijs volgen in het Nederlands, terwijl ze die taal nog volop aan het verwerven zijn. Ook voor het hoger onderwijs is de vraag relevant. Bijvoorbeeld binnen talenprogramma’s, zoals Latijns-Amerikastudies, wanneer studenten beoordeeld moeten worden op hun Spaanse of Portugese taalvaardigheid én op hun kennis van de Latijns-Amerikaanse cultuur, geschiedenis, et cetera. Maar in het hoger onderwijs speelt de vraag ook breder, aangezien het Engels (als vreemde of tweede taal) er vaak als voertaal gebruikt wordt, ook binnen niet-talenstudies.
In de workshop lag de focus op het toetsen van taal en inhoud in het hoger onderwijs. Er waren vier korte keynotes, waarin het centrale vraagstuk vanuit verschillende perspectieven werd belicht. Dr. Nivja de Jong (Universiteit Leiden), tevens één van de organisatoren van de workshop, schilderde eerst het perspectief van de taaltesters. Ze liet zien hoe taaltoetsen – zoals IELTS, TOEFL of Pearson Academic – bijna uitsluitend gericht zijn op het beoordelen van taalvaardigheid en dat inhoud in zulke toetsen hoogstens als voorwaarde gehanteerd wordt (bijv. ‘de prestatie van de kandidaat is on topic’). En dat terwijl taal niet zonder inhoud kan: we communiceren immers altijd over iets.
In de tweede bijdrage van prof. dr. Danijela Trenkic (University of York) stond het perspectief van Engels als voertaal in het hoger onderwijs centraal. Uit haar onderzoek blijkt dat studenten met een andere taalachtergrond (bijv. Chinees) aanzienlijk lager scoren op vakinhoudelijke toetsen dan studenten voor wie de voertaal (Engels) hun eerste taal is, ook wanneer beide groepen vergelijkbaar scoren op het gebied van algemene cognitieve vaardigheden (bijv. non-verbale intelligentie). Dit laat zien hoe belangrijk het is dat we ons bewust zijn van de relatie tussen taal en inhoud, ook in toetsing en beoordeling, omdat talige vereisten onbedoeld van invloed kunnen zijn op inhoudelijke prestaties.
De derde lezing werd verzorgd door prof. dr. Amos Paran (University College London). Hij liet aan de hand van een aantal voorbeelden zien hoe het gelijktijdig beoordelen van inhoud en taalvaardigheid (incl. spreken) een gangbare praktijk is in het literatuuronderwijs, maar wel één met uitdagingen. Het lijkt bijvoorbeeld vaak onvermijdelijk om inhoudelijke eisen – zoals het aantal literaire elementen waarop studenten getoetst worden – naar beneden bij te stellen, om het voor studenten behapbaar te maken daarover te rapporteren in een tweede of vreemde taal. Eén van de oplossingen die naar voren gebracht werd, is studenten de mogelijkheid te bieden (ook) hun eerste taal te gebruiken in vakinhoudelijke toetsen (translanguaging).
De laatste spreker was prof. dr. Marije Michel. Zij liet zien hoe binnen talenstudies (Frans, Duits, etc.) aan de Rijksuniversiteit Groningen de beoordeling van taal en inhoud momenteel plaatsvindt, bijvoorbeeld hoe het gewicht van taalvaardigheid in de toetsing afneemt naarmate een student verder komt in zijn/haar programma (van een 50% aandeel in jaar 1 tot 10% in jaar 3). Zij eindigde haar bijdrage met een overzicht van uitdagingen en dilemma’s, bijvoorbeeld de vraag of en hoe docenten met een vakinhoudelijke expertise talige aspecten kunnen beoordelen.
Uit deze vier keynotes, maar zeker ook uit de gesprekken in break-outrooms en tijdens de plenaire discussie die daarop volgden, werd duidelijk dat de EALTA Speaking SIG met deze workshop een urgente kwestie heeft aangeroerd. Met het toetsen van taalvaardigheid is altijd inhoud gemoeid en bij het toetsen van inhoud speelt taal altijd een rol. Het is van groot belang om tot een beter begrip te komen van deze verwevenheid, om vervolgens op basis daarvan onderbouwde keuzes te kunnen maken in wanneer en hoe we taal en inhoud geïntegreerd of juist apart beoordelen. Een interessant ontwikkelvraagstuk dus, dat zowel door onderzoekers als onderwijsprofessionals opgepakt zou moeten worden, uiteraard bij voorkeur in samenwerking.
Voor meer informatie over de EALTA Speaking SIG, ga je naar: www.ealta.eu.org/sig.
terug
Geef een reactie