Speaking like a pro: hoe breiden leerlingen hun talig repertoire uit?
Door Chris Veldwijk
Wat doe jij met (Engels/MVT) spreek- en gespreksvaardigheid in de bovenbouw? In mijn bovenbouwklassen Engels wordt spreken vooral geoefend vanuit het ‘learning by doing’ principe; oftewel, laat leerlingen vooral veel met elkaar in de doeltaal spreken en dan worden ze min of meer vanzelf ‘beter’. Soms trainen de leerlingen hun (interactieve) spreekvaardigheid heel doelgericht, bijvoorbeeld aan de hand van een CAE (Cambridge Advanced) spreektaak. Daarbij geef ik dan een aantal chunks die ze zoveel mogelijk moeten zien te gebruiken. Soms organiseer ik een klassikaal debat inclusief rollenspellen. Uiteindelijk vindt er, uiteraard, een beoordeling van het mondeling plaats, aan de hand van een rubric met (aan het ERK ontleende) descriptoren. Hieronder vallen ook de ‘range of expression’, ‘range of complex grammatical forms’ en ‘a range of appropriate vocabulary’.
Deze aanpakken confronteerden mij met een aantal vragen: Wat is nou een doeltreffende spreekdidactiek in de bovenbouw? Willen we immers niet dat leerlingen hun talig repertoire uitbreiden en in kunnen zetten in een communicatieve setting? Kan dat niet doelgerichter en systematischer? Wat verstaan docenten eigenlijk onder die ‘range of expression’? We beoordelen het, maar hoe onderwijzen we het eigenlijk? Het waren deze vragen die resulteerden in een onderzoeksvoorstel voor een Dudoc Alfa lerarenbeurs.
Het promotietraject, in september dit jaar gestart, stelt de vraag centraal hoe leerlingen hun talig repertoire, oftewel hun talige complexiteit, kunnen vergroten in (interactieve) spreektaken in de klas. In dit onderzoek hoop ik een vakdidactische aanpak te ontwerpen, bestaande uit interactieve spreektaken die leerlingen uitdagen complexere taal te gebruiken; denk hierbij aan, bijvoorbeeld, decision-making taken, waarbij leerlingen een afweging moeten maken en lexicale, grammaticale en syntactische constructies nodig hebben om die afweging uit te drukken. Leerlingen kunnen in dergelijke complexe taken leren variëren met bijvoorbeeld modal verbs, en oefenen met alternatieven voor “I think…”. En op (morpho)syntactisch niveau kunnen leerlingen oefenen met het gebruik van relative clauses en conditional sentences. Dergelijke vormen van complexiteit worden weliswaar vaak aangeboden in leerboeken, maar niet zomaar toegepast bij het spreken. Door middel van taken die lexicale en grammaticale complexiteit uitlokken, hopen we leerlingen niet alleen een talig repertoire, maar ook bewustzijn mee te geven van het belang, de functie en het nut van complexiteit in communicatie. En hoe mooi zou het zijn als zij daarbij in de klas een app kunnen gebruiken die hen nieuwe taalvormen aanbiedt en hen stimuleert uit hun talige comfort zone te stappen en nieuwe taal te uit te proberen?
Maar, first things first. Want de vragen die ik heb, herkennen docenten die? Wat verstaan zij onder complexiteit en welke taalvormen zouden zij willen dat leerlingen bewust en actief leren gebruiken? Dit jaar staat daarom, naast een literatuuronderzoek, een empirische studie op de rol, waarbij ik inzicht hopen te krijgen in de lespraktijk van collega’s, hun opvattingen over complexiteit en – natuurlijk – naar hoe leerlingen complexiteit duiden.
Uiteindelijk wil ik met dit onderzoek een flinke steen bijdragen aan het onderzoek naar ontwikkeling van complexiteit in vreemde taalverwerving en aan het Engels spreekvaardigheidsonderwijs in de bovenbouw; zodat docenten tools hebben voor het onderwijzen van complexiteit, en leerlingen bewust en zichtbaar taal leren.
Wil je iets delen m.b.t. dit onderzoek, of ben je gemotiveerd om mee te denken? Heb je ruime ervaring in 5/6 vwo en wil je wel geïnterviewd worden? Mail dan naar G.C.Veldwijk@uva.nl
terug
Geef een reactie