Woorden als ‘mens’, ‘paard’ en ‘vogel’ zijn hartstikke efficiënt
Daan van Soeren, docent Spaans en taalkunde Universiteit van Amsterdam / postdoc Columbia School Linguistic Society (New York)
Duidelijke lipklanken
Woorden als ‘mens, ‘paard’ en ‘vogel’ verwijzen natuurlijk allemaal naar een organisme, maar qua uitspraak hebben ze ook wat met elkaar gemeen: ze beginnen alle drie met een lipklank, en eindigen met een tongpuntklank.
Het is bekend dat woorden in veel talen, bijvoorbeeld het Nederlands, naar verhouding vaak beginnen met een lipklank (p, b, m, f, v, w) en eindigen met een tongpuntklank (l, n, d, r, t, s). Dit gaat niet alleen op voor ‘mens’, ‘paard’ en ‘vogel’; bijna de helft van de woorden in de vorige zin begint met een lipklank, en ze eindigen bijna allemaal met een tongpuntklank. De vraag is waarom. In mijn proefschrift heb ik dit fenomeen onderzocht in het Spaans, Engels en Nederlands. Ik concludeer dat het verklaard kan worden met het juiste evenwicht tussen uitspraakgemak voor de spreker en maximale duidelijkheid voor de luisteraar.
Volgens mijn hypothese zijn lipklanken (labialen) namelijk duidelijker. Ze zijn niet alleen hoorbaar maar ook zichtbaar, want bij het vormen van deze klanken kan je gesprekspartner de lippen zien bewegen. Bijna niemand is zich hiervan bewust, maar eigenlijk kunnen we allemaal een beetje liplezen en maken we allemaal gebruik van visuele informatie bij woordherkenning. Een beroemd experiment van McGurk en MacDonald laat zelfs zien dat visuele perceptie soms belangrijker is dan wat we horen.
Woordherkenning: begin vs. eind van het woord
Dit is de reden dat deze duidelijkere, informatievere klanken meer voorkomen aan het begin van woorden, want het begin is het belangrijkst voor woordherkenning. Het einde van woorden is daarentegen minder belangrijk, aangezien klanken en woorden vaak al herkend worden voordat ze helemaal zijn uitgesproken. Als je in een café of restaurant hoort “ik wil graag een kopje…” weet je dat het volgende woord een warme drank gaat zijn, waarschijnlijk thee of koffie. Hoor je vervolgens “ik wil graag een kopje ko…”, dan weet je na de eerste klanken eigenlijk al genoeg, de laatste klanken zijn vrij redundant en bevestigen hoogstens wat je al begrepen had.
Aangezien het begin en het einde van woorden niet gelijk zijn in hun communicatief belang, wordt er aan het “voorspelbaardere” einde ook minder energie geïnvesteerd. Aan het eind van het woord zullen klanken dan ook vaker “afslijten” of verdwijnen dan aan het begin, en wat mijn analyse aantoont is dat hier naar verhouding ook erg veel tongpuntklanken (coronalen) voorkomen, die naar alle waarschijnlijkheid makkelijker uit te spreken zijn.
Deze hoge frequentie van tongpuntklanken aan het einde van vormen is vaker onderzocht, maar in mijn analyse komt naar voren dat het vooral gaat om de subgroep [l n r t]. De exacte uitspraak van deze tongpuntklanken kan volgens fonetisch onderzoek makkelijk aan de voorgaande of volgende klank aangepast worden (coarticulatie) wat uiteindelijk minder moeite kost.
Taalkunde en onderwijsfilosofie
Een algemene conclusie van mijn onderzoek is dat klankpatronen direct uitgelegd kunnen worden met de communicatieve aard van taal. Aan het begin van woorden komen klanken namelijk in andere verhoudingen voor dan aan het einde, doordat het begin en het einde niet gelijk zijn in hun communicatief belang. Het inzicht dat patronen in taal direct resultaat zijn van zijn communicatieve functie inspireert ook mijn onderwijsfilosofie.
Er is een decennialange discussie in de taalwetenschap of taal in eerste plaats gezien moet worden als (een van de producten van) menselijke cognitie en communicatiemiddel (functionele taalwetenschap), of anderzijds, dat (klank)patronen het resultaat zijn van aangeboren structuren in het brein (generatieve taalwetenschap). Beide opvattingen over taal hebben hun doorwerking gehad in het talenonderwijs, maar als je taal in eerste plaats ziet als communicatiemiddel is het belangrijk om te focussen op communicatie, en dient het leren van structuren (rijtjes) het hogere doel van communiceren in de doeltaal.
In het traditionele taalonderwijs was het namelijk heel gangbaar dat leerlingen vervoegingen van werkwoorden, grammaticaregels, en zelfs woordenlijsten leerden (zonder context), maar als ze zich in een gesprek moesten uitdrukken kwamen ze niet uit hun woorden. Dit ligt uiteraard aan een gebrek aan oefening. Het zou waanzin zijn om leerlingen aan een tafel de technieken en regels van een sport te laten leren, en vervolgens te verwachten dat ze kunnen voetballen of tennissen.
De opvatting dat taal een uitdrukking is van structuren in het brein (generatieve taalwetenschap) heeft het onderwijslandschap in de vorige eeuw veranderd: het idee was dat leerlingen structuren imiteren, wat soms resulteerde in enigszins mechanische lesmethodes. “Listen and repeat” is een oefening die ik me nog van mijn eigen schooltijd herinner, en we herhaalden wat ze hoorden van het bandje. Een erg communicatieve oefening was het niet.
Het moge duidelijk zijn dat dit een betoog is ten faveure van de communicatieve methode, die voortkomt uit de functionele taalwetenschap, en die na de structurele methode op is gekomen. Als we taal zien als communicatiemiddel, moeten we communicatie voorop stellen in ons taalonderwijs. Net zoals we iemand de technieken en regels van tennis laten leren, en vervolgens een potje laten spelen, moeten we onze leerlingen tijdens de les ook “een potje laten spelen”. Wanneer leerlingen nieuwe woorden en vormen leren, zullen ze deze in een communicatieve context moeten oefenen, want een taal communicatief gebruiken is precies waar het voor bedoeld is.
Referenties
Alonso, Encina, Victoria Ángeles Castrillejo & Antonio Orta. 2012. Soy profesor/a. Aprender a enseñar. Los componentes y las actividades de la lengua. Madrid: Edelsa.
McGurk, Harry & John W. MacDonald. 1976. Hearing Lips and Seeing Voices. Nature (264), 746–748.
Recasens, Daniel. 2018. The production of consonant clusters: implications for phonology and sound change. Berlin/Boston: Walter de Gruyter.
Soeren, D.P. van. 2023. The Role of Word Recognition Factors and Lexical Stress in the Distribution of Consonants in Spanish, English and Dutch. Journal of Linguistics 59 (1), 149–177. doi: 10.1017/S0022226722000081
Soeren, D.P. van. 2024. Chronicle of a linguistic form foretold: how human efficiency and prosodic factors explain the distribution of labials and coronals in Spanish. English, and Dutch [PhD dissertation]. Rijksuniversiteit Groningen, the Netherlands. doi: 10.33612/diss.1004975614
terug
Geef een reactie