Verbeter mondelinge toetsen bij Duits door consistenter te beoordelen
Door Jasper van den Berg, taalwetenschapper en germanist
Denk eens terug aan Engels, Duits of Frans op de middelbare school. Op weg naar het eindexamen, verscholen tussen literatuur en luistertoetsen, hield het mondeling zich op. In een relatief kort tijdsbestek beoordeelde de docent je op spreekvaardigheid. Dat is een cruciale vaardigheid in het beheersen van een vreemde taal. Daarom is het belangrijk dat zo’n mondeling bij de moderne vreemde talen zo objectief mogelijk is. Om een stap dichter bij de ideale mondelinge toets te komen, stel ik voor een landelijk gestandaardiseerd beoordelingsmodel voor mondelinge toetsen te laten ontwikkelen.
Om dit voorstel in te kaderen, zet ik een stap terug naar de situatie in het onderwijs, en dan specifiek die in het vwo-onderwijs Duits, omdat ik me daarop heb gericht in mijn eigen onderzoek.
Hoewel spreken een belangrijke vaardigheid is, maakt het maar een klein onderdeel uit van het examenprogramma in het Nederlandse MVT-onderwijs. Vijftig procent van het eindcijfer wordt bepaald door het centraal examen, dat louter tekstverklaren bevat. De andere vijftig procent komt uit het schoolexamen, een verzameling toetsen met veelal literatuur, luisteren, schrijven en spreken, die scholen deels zelf ontwikkelen. De eisen voor deze schoolexamens zijn tamelijk losjes geformuleerd, ook bij spreekvaardigheid. De kans op variatie tussen scholen is daardoor groot. Verder spreken zowel docenten als leerlingen momenteel niet genoeg Duits in de lessen.
Deze constellatie roept een drietal vragen op. Allereerst, wat maakt een mondelinge toets goed? Vervolgens, hoe wordt spreekvaardigheid momenteel in Nederland getoetst? En tot slot, hoe kunnen de mondelinge toetsen in het MVT-onderwijs verbeterd worden?
Wat maakt een mondelinge toets goed?
Om een eenduidig beeld te schetsen van waar een mondelinge toets allemaal aan moet voldoen, heb ik op basis van een literatuuronderzoek zes kwaliteitscriteria opgesteld. Allereerst moet een mondelinge toets voldoen aan de standaard toetstechnische criteria, zoals betrouwbaarheid en validiteit. Verder moeten er duidelijke leerdoelen zijn, moet spreekangst vermeden worden, en is een inkadering in het Europees Referentiekader nodig. De laatste twee criteria gaan over de beoordeling, en zijn dus extra belangrijk voor het thema van deze blog. Allereerst moet de wijze van beoordeling passend zijn, en ten tweede moeten de complexiteit, de vloeiendheid én de correctheid van de uitingen meewegen in de beoordeling.
Variatie tussen scholen
Het ligt buiten de reikwijdte van deze blog om de methode van mijn onderzoek, een enquête onder 34 docenten Duits in vwo 6, van kop tot staart te beschrijven, maar de resultaten ervan zijn des te belangrijker. Wat mij verreweg het meeste opviel na het doorspitten van alle antwoorden, was hoe gigantisch de variatie van school tot school is. Die is te zien in allerlei componenten: hoe veel Duits in de klas wordt gesproken, hoe de toetsen worden gecontroleerd vóór het doorvoeren en wat voor thema’s aan bod komen in de toetsen. Zelfs het ERK-niveau waarop de leerlingen over het algemeen Duits spreken, wisselt. De verdeling tussen B1 en B2 is volgens de docenten ongeveer fifty-fifty, terwijl B2 volgens de handreiking MVT het doel is.
Ook de beoordelingsmodellen voor mondelinge toetsen worden over het algemeen door elke school apart gemaakt. De standaardmondelingen van lesmethodes worden weinig gebruikt, en toetsen worden lang niet altijd onafhankelijk gecontroleerd voor hun afname. Tegelijkertijd geeft een meerderheid van de ondervraagde docenten aan dat er niet genoeg aandacht was voor het onderwerp toetsontwikkeling in hun opleiding. Door een combinatie van deze factoren kunnen betrouwbaarheid en validiteit niet gegarandeerd worden bij alle huidige mondelingen. Ook het getoetste niveau is niet eenduidig. Dat laatste zorgt ervoor dat de toetsresultaten tussen scholen waarschijnlijk moeilijk te vergelijken zijn.
Mogelijke oplossingen
Als oplossing zou spreekvaardigheid deel kunnen worden van het centraal eindexamen. Op basis van de enquête is daar echter geen breed gedeeld draagvlak voor. Verder zou het aardig wat vraagstukken opleveren voor een landelijk synchrone uitvoering.
In plaats daarvan stel ik een gestandaardiseerd beoordelingsmodel voor mondelinge toetsen voor. Een valide beoordelingsformulier binnen een wettelijk geformuleerd kader zorgt voor een verbetering van de kwaliteit van de beoordelingen. Een dergelijk beoordelingsmodel zou moeten voldoen aan de zes eerder genoemde kwaliteitseisen, en moet dus ook het juiste ERK-niveau weerspiegelen. Idealiter is het toepasbaar op alle examenniveaus van Engels, Frans en Duits. Tegelijkertijd houdt het de vrijheid van docenten in stand op het gebied van de onderwerpkeuze. Zo’n beoordelingsmodel kan ook een compensatie bieden voor het gebrek aan aandacht voor toetsontwikkeling in de docentenopleidingen, omdat dan niet elke school het wiel opnieuw hoeft uit te vinden.
In combinatie met het nieuwe beoordelingsmodel zou een groter gewicht voor spreekvaardigheid in het examenprogramma goed passen. In dat geval zal er in de voorbereiding ook meer aandacht aan worden besteed, en zullen leerlingen meer en beter Duits gaan spreken. En dat laatste is uiteindelijk het achterliggende ideaal. Dit werkt echter alleen als de toetsvorm aansluit bij realistisch taalgebruik, én als de toets een eenduidige beoordelingsvorm kent.
Juist nu de examenprogramma’s moderne vreemde talen herzien worden, is het relevant om te kijken naar de mogelijkheden die zo’n beoordelingsmodel biedt. Ik nodig u uit om uw gedachten er eens over te laten gaan.
De masterscriptie waar deze blog op is gebaseerd, is te vinden via volgende link:
Van den Berg, Jasper (2023): Das Sprechen zur Sprache gebracht. Mündliche DaF-Prüfungen im letzten Jahr des niederländischen Sekundarunterrichts unter der Lupe. [Masterscriptie, Universteit Utrecht]. UU Theses Repository. https://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/44012
terug
Geef een reactie