taalwijs.nu

taalwijs.nu

Ilja Leonard Pfeijffer: “De beste leermeesteres voor talen is de noodzaak – dan moet je wel.”

Foto: Stephan Vanfleteren

De veelvuldig gelauwerde Nederlandse dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer (1968) behoeft weinig introductie. Zijn bekroonde roman Grand Hotel Europa is een bestseller en is vertaald in meer dan twintig talen. Met een propedeuse Duits en een doctoraal en promotie in de klassieke talen heeft hij ook een verleden als docent-onderzoeker Oudgrieks aan de Universiteit Leiden. Sinds enkele jaren woont hij in Genua, van waaruit hij in 2020 verslag deed voor NRC Handelsblad en De Standaard (gebundeld in Quarantaine, Dagboek in tijden van besmetting). Dit jaar zal hij het boekenweekgeschenk verzorgen. In dit interview vertelt hij over de rol van verschillende talen in zijn leven.

Welke talen spreek je? 

Nederlands is mijn moedertaal en zoals velen heb ik op school Frans, Duits en Engels geleerd. Frans heb ik vrij snel laten vallen maar in Duits en Engels heb ik eindexamen gedaan, net als in Latijn en Grieks. Ik heb daarna klassieke talen aan de Universiteit Leiden gestudeerd en ook nog een jaar Duits. In die tijd was mijn Duits vrij goed maar dat is helaas een beetje weggezakt. Ook heb ik destijds een beetje Nieuwgrieks gedaan voor mijn vakanties, gewoon met zelfstudie in het talenlab van de universiteit. Ik heb ook een cursus Russisch voor niet-Slavisten gevolgd, puur uit interesse. Later is daar Italiaans bij gekomen. Inmiddels is mijn Italiaans even goed als mijn Engels.

Welke rol spelen deze talen in je dagelijkse leven?

In deze periode gebruik ik heel veel Italiaans. Dat komt ook doordat ik in tijden van de pandemie en de lockdown veel minder reis en dus vooral in Genua ben. Dit interview is een mooie kans om mijn Nederlands op peil te houden want dat gebruik ik niet meer zo veel – en ik merk soms dat het best lastig is om Nederlands goed te blijven spreken. 

Schrijven is een eenzaam beroep. Lezingen geven is altijd een welkome afwisseling om onder de mensen komen. Daardoor gebruik ik heel veel Engels want Grand Hotel Europa is in veel talen vertaald en tijdens lezingen en de voorbereidingen daaromheen spreek ik vooral Engels. Alleen voor lezingen in Duitsland doe ik mijn best om dat ook in het Duits te doen. Dat is soms nog best lastig, maar ik krijg er gelukkig weer meer routine in. Het helpt om van tevoren drie dagen te oefenen. Ik heb grote bewondering voor mensen die snel kunnen overschakelen tussen verschillende talen. Zelf heb ik altijd wel even tijd nodig om erin te komen. Toch blijkt: de beste leermeesteres voor talen is de noodzaak – dan moet je wel.  

Dat doet me denken aan een anekdote van een hele tijd geleden. Ik was op reis in een uithoek in het Zuiden van Griekenland in nauwelijks bevolkt gebied. Toen ik uitgestapt was en de deur achter me dichtklapte, merkte ik dat ik de sleutels in de auto had laten zitten terwijl die wel op slot zat. Ik heb in dat dorpje nog even gevraagd of iemand Engels sprak, maar dat was natuurlijk niet zo. Dus heb ik in het Nieuwgrieks moeten uitleggen wat er gebeurd was om hulp te krijgen. Nou, het bleek dat ik veel beter Grieks sprak dan ik vermoedde. Daar zie je maar weer: de urgentie was er en er was ook geen alternatief. Dan lukt het wel.

Toen ik hier in Genua kwam en besloot om een tijdje te blijven, heb ik het leren van Italiaans tot eerste prioriteit gemaakt. Juist daardoor lukte het ook. Je motivatie en de urgentie moeten op orde zijn – anders hou je het niet vol. Daar zijn talen veel te ingewikkeld voor.

Het was ook echt een andere ervaring dan tijdens mijn studie. Klassieke talen leer je passief; de urgentie samen met de honger om te kunnen begrijpen wat er staat. Je wilt Homerus in het origineel kunnen lezen. Je leert de talen niet actief gebruiken, wat een heel ander soort leren is.

De Italiaanse vertaling van Grand Hotel Europa

Ook hier heb ik wel een leuk verhaal over. Tijdens mijn studie nam ik deel aan een congres in Berlijn voor studenten Latijn. Dat was nog voor de val van de Muur en een van de gastsprekers was een hoogleraar uit de DDR die geen Engels sprak. Het bleek echter dat teveel mensen in het publiek niet genoeg Duits kenden. Die professor heeft toen zijn lezing in het Latijn gehouden, gewoon geïmproviseerd. Ook de discussie met het publiek was in het Latijn. Ik vond het heel mooi om mee te maken. Het is de enige keer dat ik in een situatie was waar Latijn echt gebruikt werd voor de communicatie. Daar is die noodzaak weer!

Via het Latijn en het Italiaans en het beetje wat ik nog weet van de middelbare school begrijp ik Frans ook nu goed. Ik heb het destijds goed geleerd, maar toch blijkt het heel moeilijk om het te spreken. Het lijkt wel alsof Italiaans in hetzelfde vakje terecht is gekomen; als ik Frans probeer te spreken, komt er Italiaans uit. Spaans heb ik nooit echt geleerd, maar het is leuk om te merken dat het echt heel goed lukt om het te begrijpen op basis van mijn kennis van Romaanse talen.

Mijn achtergrond in klassieke talen (en zelfs het kleine beetje Russisch) heeft mij altijd veel geholpen bij het leren en begrijpen van een taal. Dan heb ik het niet per se over de woordenschat. Ik zie het grootste voordeel in de structurele aspecten. Dat ik snap hoe talen (kunnen) werken. Dat je weet dat er verschijnselen zijn zoals een subjunctief en je er niet van schrikt dat er een aparte structuur is waarmee je onzekerheid kunt uitdrukken. Dat helpt om een taal aan te leren en te doorgronden.

Wat zie je als grootste meerwaarde van je meertaligheid? 

Taal en talen zijn natuurlijk het begin. Met elke taal die je leert, wordt het makkelijker. De echte meerwaarde is dat het je toegang geeft tot een nieuwe wereld. Je kunt communiceren met nieuwe mensen en andere dingen lezen. In Italië ging het er om dat ik nieuwe vrienden wilde maken. Maar er zaten ook verrassende aspecten aan. Na een tijdje in Italië merkte ik plotseling dat ik de teksten van aria’s in de opera kon verstaan. Dat was prachtig. En nu kan ik Boccaccio in het origineel lezen. 

Ik denk ook aan Wittgenstein en andere filosofen die zich afvragen wat taal met je doet. Ik merk dat de taal in sommige opzichten heel bepalend is voor je manier van denken. Taal is heel sterk verbonden met sociale conventies en als je een nieuwe taal leert, krijg je toegang tot die conventies. 

Wat ik interessant vind, zijn woorden die er in de ene taal wel zijn en in de andere niet. Ik ben soms in het Italiaans op zoek naar Nederlandse begrippen, die ik niet vertaald krijg. Denk aan het woord ‘overzicht’. In het Italiaans gebruik je dan zoiets als ‘la visione del totale’ maar dat betekent toch net iets anders. In het Italiaans heb je dan weer het woord ‘dietrologia’. Dat is de kunst van het overal iets achter zoeken, politieke manoeuvres en strategieën willen doorgronden. Naarmate ik hier langer ben, begin ik meer oog te krijgen voor de verschillen. Aan het begin dacht ik dat Nederland en Italië best veel op elkaar lijken ook al zijn dingen een beetje anders. Inmiddels zie ik steeds beter dat sommige verschillen heel groot zijn. Die begrijp je pas als je via de taal diep kunt doordringen tot een gemeenschap.

Wat is volgens jou de beste manier om een taal te leren?

Het is belangrijk om te beseffen dat het heel veel tijd kost. Een taal leren is niet per se moeilijk denkwerk maar vereist wel een grote inspanning.Voor het Italiaans heb ik nooit onderwijs gevolgd. Ik heb mijn eigen cursus gedaan door mij net als kinderen zo veel mogelijk bloot te stellen aan de taal. Maar dan wel met de bewuste opdracht overal op te letten en mentale notities te maken van belangrijke woorden en frequente structuren. Het gaat erom dat je jezelf zinspatronen aanleert. Aan het begin had ik een notitieboekje bij me en schreef ik veel frases op. Die zinnen en patronen ging ik ook oefenen en uit mijn hoofd leren. Het is denk ik een soort zelfgemaakte Delftse methode. 

Zelf heb ik er trouwens nooit bewust naar gestreefd om veel talen te kennen. Ik heb aangeleerd wat ik nodig had. 

Heb je ooit overwogen om in een andere taal te schrijven dan het Nederlands?

Dat heb ik gedaan. Als classicus waren mijn wetenschappelijke vakpublicaties in het Engels en er is zelfs één artikel in het Duits van mijn hand. Inmiddels heb ik hier een daar wel iets in het Italiaans geschreven, bijvoorbeeld voor toneel. Dan heb ik wel altijd iemand nodig die het corrigeert en voel ik me daardoor een beetje gehandicapt. Ook heb ik voor mezelf poëzie in het Italiaans geschreven. Poëzie is makkelijker omdat het niet zo belangrijk is dat alles grammaticaal correct is. Je kunt het altijd als dichterlijke vrijheid verkopen.

Is poëzie in het Italiaans mooier? 

Ik geloof niet in het concept van een mooie taal. Veel mensen vinden Italiaans mooi. Ik vind alle talen mooi. Op een eloquente manier is Duits prachtig, en het Italiaans van de tieners hier op het pleintje is niet zo mooi. 

Ik geloof ook niet in makkelijke of moeilijke talen. Er zijn wel talen die dichter bij je staan waardoor je ze makkelijker leert. Maar ze zijn niet intrinsiek makkelijk. Hier geldt ook de ‘wet van behoud van ellende’. Als je Italiaans en Nederlands vergelijkt dan is het Italiaanse werkwoordsysteem misschien veel complexer maar het Nederlands is dan weer lastig met betrekking tot woordvolgorde en idioom. 

Hoewel, er is één uitzondering: tijdens mijn studie in Leiden noemde hoogleraar Robert Beekes het Oudiers als voorbeeld – die taal is alleen maar moeilijk.


terug

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *