Taalfamilies vergelijken (direct beschikbaar)
Talen zijn in meer of mindere mate aan elkaar verwant. Dat is o.a. goed te zien aan woorden die op elkaar lijken. Deze werkvorm is erop gericht leerlingen bewust te maken van taalfamilies. Aan de hand van de cijfers 1 t/m 10 die in verschillende talen naast elkaar worden geplaatst, analyseren leerlingen zelf taal en gaan ze op zoek naar patronen. Welke talen horen bij elkaar? Hoe zit het met je eigen thuistaal? Uitstapjes kunnen worden gemaakt naar korte onderzoekjes naar taalfamilies en het bespreken van het beroep van ‘taalmaker’.
Leerdoelen
- Leerlingen herkennen overeenkomsten en verschillen tussen talen aan de hand van de cijfers 1 t/m 10
- Leerlingen kunnen verschillende taalfamilies noemen en kenmerken van deze taalfamilies beschrijven
- Leerlingen passen taal creatief toe door eventueel zelf een taal te bedenken
- Leerlingen relateren kennis over taal aan de talen die ze zelf spreken en kennen
Inhoud
- Korte docentenhandleiding met materiaal voor de opdracht