Grammatica met betekenis: van regels naar redeneren
“Meneer, waarom moeten we dit leren?” vroeg een leerling terwijl hij zuchtend naar het bord keek. Daarop stond het lesonderwerp van die dag: het lijdend voorwerp. Ik moest lachen, maar tegelijk begreep ik hem. Voor veel leerlingen (en docenten!) is grammatica droge kost: rijtjes, schema’s en ezelsbruggetjes zonder enige vorm van inzicht. Handig misschien, maar zelden inspirerend.
Toch ontdekte ik in mijn promotieonderzoek dat grammatica juist ongelooflijk veel te bieden heeft als je haar maar betekenis geeft. Ik onderzocht in diverse vwo 4-klassen hoe grammaticaonderwijs betekenisvoller, motiverender en effectiever kan worden ingericht – niet alleen voor het vak Nederlands, maar juist ook in combinatie met de moderne vreemde talen.
Waarom grammatica vaak niet werkt
In het traditionele grammaticaonderwijs draait het vooral om het benoemen van vormen: zinsdelen, woordsoorten en diverse rijtjes. Leerlingen leren hiertoe ezelsbruggetjes en passen die toe op losse, taalspecifieke, contextarme zinnen. Dat lijkt overzichtelijk, maar leert ze weinig over hoe taal écht werkt. Als gevolg kunnen ze in het beste geval allerlei vormen binnen een taal benoemen, maar slechts zelden begrijpen ze de samenhang tussen vorm, functie en betekenis.
Ik zie dat overigens niet alleen in het vak Nederlands. Ook in het Engels, Duits of Frans maken leerlingen fouten als ‘I’m good in cooking’ en ‘Er wartet auf dem Bus’. Fouten die logisch te verklaren zijn, want ze ontstaan door negatieve transfer vanuit het Nederlands, en laten zien dat grammaticaonderwijs te geïsoleerd wordt aangeboden: elke taal op zijn eigen eiland, met eigen termen en regels. Daardoor benutten leerlingen hun kennis uit de ene taal niet optimaal in de andere. Het gebrek aan expliciete aandacht voor de overeenkomsten en verschillen zorgt voor onnodige fouten, terwijl taalverwerving juist floreert bij expliciete verbinding en vergelijking.
Drie sleutels tot betekenisvol grammaticaonderwijs
In mijn onderzoek ontwikkelde ik een alternatief: contextrijk, taalcontrastief en procesgericht grammaticaonderwijs. Deze drie principes vormden de kern van een lessenserie die ik samen met collega’s en leerlingen ontwierp: het Cross-Linguistic Awareness Program (CLAP).
- Contextrijk – grammatica in betekenisvolle taal.
Geen losse oefenzinnen meer, maar taal in actie. Leerlingen ontdekken grammatica in teksten, dialogen en situaties waarin taal iets doet. Zo zien ze hoe grammaticale keuzes bijdragen aan betekenis en stijl. Grammatica wordt zo een middel om effectiever te communiceren, niet een doel op zich. - Taalcontrastief – grammatica over de grenzen van één taal heen.
Door talen te vergelijken en de aandacht van de leerlingen te richten op de overeenkomsten en verschillen ontstaat inzicht in de logica achter structuren, in plaats van slechts de verwerving van losse weetjes per taal. Toen ik leerlingen Nederlandse zinnen voorschotelde voorzien van de Engelse en Duitse vertalingen ervan, gebeurde er iets moois. Ze ontdekten zelf de overeenkomsten én de verschillen. “Dus het Engels doet het eigenlijk dubbel!” zei een leerling enthousiast toen ze het verschil tussen ‘I don’t say anything’ en ‘Ik zeg niks’ besprak. Precies dat moment – de taalcontrastieve aha! – is goud waard. - Procesgericht – de redenering centraal.
In het traditionele onderwijs draait het veelal om ‘het goede antwoord’. Maar bij taal is er vaak meer dan één goed antwoord, omdat het afhangt van de context. Daarom zet ik liever het denkproces centraal. Leerlingen leren in de lessenserie dan ook uitleggen waarom ze iets vinden en hoe ze tot een analyse komen. Dat klinkt simpel, maar het verandert alles: grammatica wordt een manier van denken in plaats van een opsomming van regels.
Het gevolg van deze alternatieve aanpak? Waar eerst zuchten klonken bij een grammaticales, ontstonden nu gesprekken over taal.
Van theorie naar klaslokaal: Let’s CLAP!
De ontwikkelde lessenserie, CLAP, bestaat uit elf lessen rond drie kernconcepten: ‘grammaticale functie’, ‘woordvolgorde’ en ‘congruentie’. Leerlingen leren in de lessen wat deze concepten inhouden (taalgeneriek) en hoe deze concepten in het Nederlands, Engels en Duits toegepast worden (taalspecifiek). Animaties, voorbeeldzinnen en reflectievragen helpen hen verbanden te leggen tussen deze talen.
Het resultaat? Hun motivatie en bewuste taalvaardigheid groeiden zichtbaar: ze leerden nadenken over taal, hun keuzes te beargumenteren en verbanden te leggen. In plaats van te vragen “Is dit goed?” begonnen ze te redeneren: “Waarom zeggen we dat zo in het Engels?” En dat bleek niet alleen nuttig voor grammatica, maar ook voor andere taalvaardigheden als lezen en schrijven.
Wat betekent dit voor MVT-docenten?
Voor docenten moderne vreemde talen biedt deze aanpak nieuwe kansen om grammatica te verbinden met communicatie en inzicht in taal. Een contextrijke, taalcontrastieve en procesgerichte benadering kan helpen om:
- grammatica minder geïsoleerd te behandelen;
- leerlingen bewuster te maken van overeenkomsten tussen talen;
- grammaticale kennis in te zetten als hulpmiddel bij o.a. lezen en schrijven;
- motivatie te vergroten, omdat leerlingen begrijpen waarom iets zo is.
Dat hoeft trouwens geen compleet nieuwe methode te zijn. Het kan al met kleine stappen: laat leerlingen bijvoorbeeld maar eens een zinsstructuren uit twee talen vergelijken, bespreek fouten niet als ‘fout’, maar als logisch gevolg van taalinvloed, en vraag hen waarom ze iets denken in plaats van alleen wat het juiste antwoord is.
Samen bewuste taalvaardigheid bevorderen
Grammaticaonderwijs wordt pas echt krachtig wanneer het verder kijkt dan regels alleen. Door leerlingen te laten ontdekken hoe en waarom talen overeenkomen of verschillen ontwikkelen ze niet alleen inzicht in grammatica, maar ook in taalgebruik, cultuur en communicatie in het algemeen.
Dat vraagt iets van ons als docenten: van kennisoverdrager naar begeleider van denkprocessen. En dat is precies waar taalonderwijs zijn meerwaarde laat zien – niet als verzamelplek van juiste antwoorden, maar als ruimte om te redeneren, te vergelijken en bewust taalvaardig te worden. Laten we in het verlengde daarvan niet langer spreken over grammaticaonderwijs, maar over onderwijs in bewuste taalvaardigheid. Of, in de geest van mijn onderzoek: Let’s CLAP!
Meer weten over het CLAP-programma of over de vertaling van dit onderzoek naar jouw eigen klaspraktijk? Kijk op www.CLAP4education.nl.
Verder lezen?
In mijn proefschrift Bewuste taalvaardigheid ontleed beschrijf ik de uitdagingen waarmee docenten en leerlingen te maken hebben in het grammaticaonderwijs en welke taalgenerieke concepten zij het meest geschikt achten om een brug te slaan tussen het Nederlands en de moderne vreemde talen. Op basis van deze inzichten en een taalcontrastieve analyse ontwikkelde ik CLAP: elf lessen waarin leerlingen leren redeneren over contextrijke taalkwesties met aandacht voor de overeenkomsten en verschillen tussen talen. De afsluitende effectstudie laat zien dat deze aanpak niet alleen de motivatie vergroot, maar ook het taalbewustzijn significant bevordert. Daarmee biedt het docenten, onderzoekers en onderwijsontwikkelaars concrete handvatten en toont het aan dat grammaticaonderwijs, mits op de juiste manier geïntegreerd, een krachtig middel kan zijn om zowel taalvaardigheid als taalbewustzijn te versterken, in de moedertaal én in andere talen.
Leenders, G. P. M. (2025). Bewuste taalvaardigheid ontleed: Onderzoek naar contextrijk, taalcontrastief en procesgericht grammaticaonderwijs in de vakken Nederlands, Engels en Duits. [Doctoral thesis (Research UU / Graduation UU), Universiteit Utrecht]. Utrecht University. https://doi.org/10.33540/2863
terug