taalwijs.nu

taalwijs.nu

Kan zij een vrachtwagenchauffeur zijn?

door
Joanna Porkert
PhD-kandidaat Rijksuniversiteit Groningen

Genderverwerking bij Nederlandstalige en Duitstalige Sprekers en Tweede Taalleerders

Zou jij een vrouw ook een acteur noemen in plaats van een actrice? En als je leest: De vrachtwagenchauffeur zette de radio aan omdat zij wat afleiding nodig had,” – verrast het voornaamwoord zij je dan? Het experimentele deel van mijn promotieonderzoek, waarover deze blog gaat, onderzocht hoe jonge meertalige volwassenen voornaamwoorden verwerken na verschillende soorten persoonstitels (bijvoorbeeld moeder, lezer of journalist). De voornaamste doelen van mijn onderzoek waren drieledig: het beter begrijpen van de verwerking van gender in de hersenen, het toevoegen van een meertalige invalshoek aan de psycholinguïstische literatuur, en het onderzoeken of maatschappelijke veranderingen zichtbaar zijn in genderverwerking vergeleken met eerdere bevindingen.

“Masculine generics” in het Duits en Nederlands

Het eerste experiment onderzocht hoe moedertaalsprekers van het Nederlands en Duits persoonstitels in de mannelijke vorm verwerken (bijvoorbeeld de toeschouwer, de zanger). Een eerdere enquête van De Backer en De Cuypere (2012) toonde aan dat Nederlandse sprekers dubbel zo vaak als Duitse sprekers zulke benamingen genderneutraal interpreteerden. Toch neigden de meeste deelnemers in beide groepen nog steeds naar een genderspecifieke interpretatie.

Met behulp van een impliciete methode – het meten van leestijden van verschillende condities – testte ik of dit verschil ook zichtbaar is in real-time taalverwerking. Daarnaast onderzocht ik of het leren van een tweede taal met een ander gendersysteem invloed heeft op de genderverwerking in de eerste taal, en of die invloed afhankelijk is van taalvaardigheid.

Genderstereotypen en de EEG-methode

Het tweede experiment richtte zich op de verwerking van genderstereotypen via EEG (elektro-encefalografie). Eerdere studies (bijv. Osterhout et al., 1997) lieten zien dat zinnen die genderstereotypen schenden (zoals: “Our aerobics instructor gave himself a break.”) hersenreacties opriepen die vergelijkbaar zijn met grammaticale genderfouten (zoals: “The lonely grandfather made herself a cup of tea.”).

Opmerkelijk, want stereotype-overtredingen zijn geen grammaticale fouten maar botsingen met wereldkennis. Aangezien eerdere studies alleen moedertaalsprekers onderzochten en inmiddels wat verouderd zijn, wilden we nagaan of tweede-taalsprekers van het Engels vandaag de dag andere hersenreacties vertonen. Ook onderzochten we of opgroeien als tweetalige spreker – in dit geval Fries-Nederlands – invloed heeft op de verwerking van genderstereotypen, op basis van onderzoek dat wijst op minder raciale vooroordelen bij tweetalige kinderen (Singh et al., 2019, 2020, 2021).

Belangrijkste bevindingen

Masculine (non-)generics bij Nederlandse vs. Duitse sprekers

De resultaten van het eerste experiment bevestigden en breidden de bevindingen van De Backer en De Cuypere (2012) uit. De controlegroep van Nederlandstalige moedertaalsprekers accepteerde een generieke interpretatie van alle soorten mannelijke persoonstitels. Dit lijkt een verschuiving te weerspiegelen van een mannelijke lexicale gendercategorie naar een commune gendercategorie – vergelijkbaar met de fusie van mannelijk en vrouwelijk grammaticaal gender in het Nederlands.

Deze verschuiving lijkt verder gevorderd onder jongere sprekers in Noord-Nederland, waar ook de grammaticale genderverandering vroeger en sterker is doorgezet (De Vos & De Vogelaer, 2011). Daarentegen toonde de Duitse controlegroep een duidelijke neiging tot genderspecifieke interpretaties van mannelijke persoonstitels, in lijn met bevindingen uit ander onderzoek (bijv. Glim et al., 2023, 2024; Gygax et al., 2008).

De invloed van een tweede taal

Zowel de intermediaire als gevorderde leerders vertoonden in hun eerste taal verwerkingspatronen die beïnvloed waren door hun tweede taal. In het bijzonder waren leestijden voor vrouwelijke voortzettingen meer gelijk aan die van de controlegroep in hun tweede taal – vooral bij niet-beroepsmatige benamingen zoals de lezer. Bij beroepsmatige titels was deze invloed minder zichtbaar.

Op intermediair niveau sloten de leestijden van leerders meer aan bij de controlegroep van hun eerste taal. Dit wijst op een niet-lineaire ontwikkeling: leerders nemen aanvankelijk kenmerken over uit hun tweede taal, vallen tijdelijk terug op eerstetaalpatronen, en vormen uiteindelijk een gedeelde conceptualisering. Deze bevindingen geven nieuwe inzichten in hoe tweede-taalverwerving de cognitieve representatie van gender beïnvloedt.

Reageren we nog op genderstereotypen?

De EEG-gegevens toonden aan dat jonge, voornamelijk vrouwelijke Nederlandse studenten geen significante hersenreactie vertoonden op genderstereotype-schendingen in het Engels, hoewel ze nog wel gevoelig waren voor biologische genderfouten (zoals: “De moeder… zichzelf (mannelijk)”). Dit kan wijzen op verzwakkende genderstereotypen of op een zogenaamd “foreign language effect”, waarbij stereotype-inhoud minder krachtig wordt waargenomen in een tweede taal.

Opmerkelijk genoeg vertoonde de Fries-Nederlandse tweetalige groep niet significant minder genderstereotypering dan de controlegroep. Dit kwam waarschijnlijk doordat in beide groepen hoogopgeleide, zeer progressieve jonge vrouwen werden getest die weinig stereotype opvattingen hadden.

Dus, kan zij een trucker zijn? – Conclusies en implicaties voor taalonderwijs

Op basis van de bevindingen komen er een aantal aandachtspunten naar voren voor het onderwijs in het Duits of Nederlands als tweede taal:

  1. Bewustzijn van genderconceptuele verschillen
    Het is relevant om leerders uit te leggen dat Nederlands en Duits kunnen verschillen in de manier waarop mannelijk gender wordt geïnterpreteerd.
  2. Niet-lineair leerverloop
    Genderverwerking lijkt een U-vormige leercurve te volgen, waarbij leerders op hoger-intermediair niveau tijd nodig hebben om gendercategorieën te integreren over talen heen.
  3. Samengevoegde genderconceptualisatie
    Leerders ontwikkelen een algemene conceptualisatie van gender die wordt beïnvloed door zowel hun eerste als tweede taal.
  4. Foreign language effect
    Leerders verwerken gendergerelateerde signalen mogelijk anders in hun tweede taal door het “foreign language effect”.

Dankwoord

Dit onderzoek zou niet mogelijk zijn geweest zonder de steun van de docenten Duits aan de RUG-afdeling Europese Talen en Culturen, en de afdelingen Neerlandistiek van de Universiteiten van Münster en Oldenburg.

Verder lezen

De Backer, M., & De Cuypere, L. (2012). The Interpretation of Masculine Personal Nouns in German and Dutch: A Comparative Experimental Study. Language Sciences, 34(3), 253–268. doi:10.1016j.langsci.2011.10.001

De Vos, L., & De Vogelaer, G. (2011). Dutch gender and the locus of morphological regularization. Folia Linguistica, 45(2), 245–281. https://doi.org/10.1515/flin.2011.011

Glim, S., Körner, A., Härtl, H., & Rümmer, R. (2023). Early ERP indices of genderbiased processing elicited by generic masculine role nouns and the feminine–masculine pair form. Brain and Language, 242, Article 105290. https://doi.org/10. 1016/j.bandl.2023.105290

Glim, S., Körner, A., & Rümmer, R. (2024). Generic masculine role nouns interfere with the neural processing of female referents: evidence from the P600. Language, Cognition and Neuroscience, 1–10. https://doi.org/10.1080/23273798.2024.2387230

Gygax, P., Gabriel, U., Sarrasin, O., Garnham, A., & Oakhill, J. (2008). There is no generic masculine in French and German: When beauticians, musicians and mechanics are all men. Language & Cognitive Processes, 23, 464–485. https://doi.org/10.1080/01690960701702035

Osterhout, L., Bersick, M. and McLaughlin, J. (1997). Brain potentials reflect violations of gender stereotypes. Memory & Cognition, 25(3), 273–285. https://doi.org/10.3758/bf03211283

Singh, L., Moh, Y., Ding, X., Lee, K., & Quinn, P. C. (2021). Cognitive flexibility and parental education differentially predict implicit and explicit racial biases in bilingual children. Journal of Experimental Child Psychology, 204. https://doi.org/10.1016/j.jecp.2020.105059

Singh, L., Quinn, P. C., Qian, M., & Lee, K. (2020). Bilingualism is associated with less racial bias in preschool children. Developmental Psychology, 56(5), 888–896. https://doi.org/10.1037/dev0000905

Singh, L., Quinn, P. C., Xiao, N. G., & Lee, K. (2019). Monolingual but not bilingual infants demonstrate racial bias in social cue use. Developmental Science, 22(6). https://doi.org/10.1111/desc.12809


terug