Taal als cognitief netwerk: hoe meertaligheid ons brein kan beschermen tegen Alzheimer
Meertaligheid wordt vaak in verband gebracht met een grotere cognitieve flexibiliteit. Wetenschappelijk onderzoek suggereert dat het ook kan bijdragen aan het vertragen van cognitieve achteruitgang bij de ziekte van Alzheimer. In haar met de Jan Brouwer Scriptieprijs bekroonde scriptie onderzocht Annika Stalman hoe meertalige ervaring de structuur en efficiëntie van het semantisch geheugen, geheugen voor woorden en woordvelden (bijv. dieren), beïnvloedt, met name bij mensen met een genetisch verhoogd risico op deze vorm van dementie. Haar bevindingen onderstrepen het belang van meertaligheid, zowel in het onderwijs als voor cognitieve gezondheid op latere leeftijd.
Meertaligheid als cognitieve bescherming
Meertaligheid is niet alleen een praktische vaardigheid; steeds meer onderzoek suggereert dat het ook een rol speelt in de bescherming tegen cognitieve achteruitgang. Voor mijn scriptie onderzocht ik in hoeverre meertaligheid de structuur van het semantisch geheugen beïnvloedt en of het een compenserend effect kan hebben bij een verhoogd risico op Alzheimer. In mijn studie maakte ik gebruik van een innovatieve netwerkanalyse om te kijken hoe concepten in het geheugen met elkaar verbonden zijn, en hoe deze structuren verschillen tussen mensen met meer en minder meertalige ervaring.
Al jarenlang bestuderen wetenschappers het effect van meertaligheid op de hersenen. Uit de literatuur blijkt dat het constant schakelen tussen twee talen bepaalde cognitieve functies traint, zoals aandacht, geheugen en probleemoplossend vermogen. Bovendien kan meertaligheid bijdragen aan cognitieve reserve, een mechanisme dat ervoor zorgt dat de hersenen beter bestand zijn tegen veroudering en neurodegeneratieve ziekten. Mijn onderzoek sluit hierbij aan en richt zich specifiek op het semantisch geheugen, het systeem dat verantwoordelijk is voor de opslag en organisatie van betekenis en concepten in ons brein.
Wat onderzocht ik?
Voor mijn studie – gedeeltelijk gebaseerd op het promotieonderzoek Genetics, Language Experience & Aging van Janine Rook en onderzoek van het Bilingualism and Aging Lab – onderzocht ik een groep volwassenen van middelbare leeftijd (tussen de 45 en 65 jaar oud). Ik keek naar hun prestaties op semantische vloeiendheidstaken. Dit zijn tests waarbij deelnemers binnen een bepaalde tijd zoveel mogelijk woorden uit een bepaalde categorie moeten noemen, zoals bijvoorbeeld dieren. Op basis van deze gegevens heb ik semantische netwerken gecreëerd, waarbij de onderlinge verbindingen tussen woorden werden geanalyseerd met behulp van computationele methoden uit de netwerkwetenschap.
Mijn onderzoek richtte zich op drie deelvragen: (i) Hoe beïnvloedt meertalige ervaring de structuur en efficiëntie van het semantisch geheugen? (ii) Zijn er al vroeg cognitieve verschillen zichtbaar bij mensen met risico op Alzheimer, gebaseerd op familiegeschiedenis? En (iii) Kan meertaligheid een compenserend effect hebben bij deze risicogroep?
Door de semantische netwerken van deelnemers met verschillende niveaus van meertaligheid te vergelijken, kon ik onderzoeken of een grotere blootstelling aan en gebruik van meerdere talen samenhangt met een efficiëntere en flexibelere organisatie van het semantisch geheugen. Daarnaast analyseerde ik of dit effect sterker was bij deelnemers met een verhoogd risico op Alzheimer, wat zou kunnen betekenen dat meertaligheid helpt om vroege veranderingen in het langetermijngeheugen op te vangen.
Belangrijkste bevindingen
Uit mijn onderzoek kwamen een aantal opvallende resultaten naar voren. Meertalige ervaring bleek geassocieerd te zijn met efficiëntere netwerken: deelnemers met een hogere mate van meertalige ervaring hadden een lagere gemiddelde kortste padlengte, wat wijst op een efficiëntere verspreiding van informatie binnen hun semantisch geheugen. Dit sluit dus aan bij eerder onderzoek dat aantoont dat meertaligheid de cognitieve flexibiliteit verhoogt. Daarnaast vertoonden deelnemers met een verhoogd risico op Alzheimer subtiele tekenen van minder efficiënte netwerken. Dit zou kunnen duiden op preklinische veranderingen in de structuur van het semantisch geheugen, voordat cognitieve problemen echt zichtbaar worden.
Tot slot bleek meertalige ervaring een compenserend effect te hebben binnen de risicogroep. Semantische netwerken van meertalige deelnemers die een familiegeschiedenis met Alzheimer hadden, waren flexibeler georganiseerd dan die van deelnemers met relatief minder meertalige ervaring. Dit suggereert dat meertaligheid een beschermende rol speelt bij genetische aanleg voor Alzheimer, en dat het actief gebruiken van meerdere talen mogelijk kan helpen bij het behoud van cognitieve functies in een vroege fase van neurodegeneratie. Een belangrijke bevinding was dat niet alleen de mate van meertaligheid, maar ook de context waarin meerdere talen werden gebruikt, een rol speelde. Mensen die dagelijks actief schakelden tussen verschillende talen (bijvoorbeeld op het werk of thuis) vertoonden grotere voordelen dan mensen die andere talen naast hun moedertaal slechts passief beheersten.
Wat betekent dit voor de onderwijspraktijk?
Voor docenten moderne vreemde talen kunnen deze bevindingen ook relevant zijn. Ze benadrukken niet alleen de cognitieve voordelen van meertaligheid, maar bevestigen ook dat het actief leren van (meer) talen bijdraagt aan de veerkracht van de hersenen. Dit kan een extra motivatie zijn om leerlingen en volwassenen te stimuleren meerdere talen te gebruiken, niet alleen voor communicatieve doeleinden, maar ook als een vorm van cognitieve training.
Daarnaast toont mijn onderzoek aan dat de manier waarop talen worden geleerd en gebruikt, een verschil kan maken. Methoden die actieve taalproductie en codeswitching aanmoedigen – zoals communicatief taalonderwijs en onderdompeling – resulteren waarschijnlijk in grotere cognitieve effecten dan methoden die zich vooral richten op passieve of structurele kennis van een taal.
Conclusie en toekomstperspectieven
Al met al draagt deze studie bij aan het groeiende bewijs dat meertaligheid een vorm van cognitieve reserve kan opbouwen en zo mogelijk een beschermend effect heeft tegen cognitieve achteruitgang door ouderdom of ziekte. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op grotere steekproeven en andere meetmethoden, zoals neuroimaging, om deze effecten verder te onderbouwen. De implicaties van de bevindingen reiken echter verder dan alleen de wetenschap. In een wereld waar meertaligheid een gegeven is, kunnen deze inzichten onze benadering van taalonderwijs en hersengezondheid veranderen. Door actief gebruik van meerdere talen te stimuleren, dragen we immers niet alleen bij aan betere communicatieve vaardigheden, maar ook aan een sterker en veerkrachtiger brein.
Meer lezen?
Anderson, J. A. E., Hawrylewicz, K., & Grundy, J. G. (2020). Does bilingualism protect against dementia? A meta-analysis. Psychonomic Bulletin & Review, 27(5), 952–965. https://doi.org/10.3758/s13423-020-01736-5
Green, D. W., & Abutalebi, J. (2013). Language control in bilinguals: The adaptive control hypothesis. Journal of Cognitive Psychology, 25(5), 515–530. https://doi.org/10.1080/20445911.2013.796377
Bialystok, E. (2021). Bilingualism: Pathway to cognitive reserve. Trends in Cognitive Sciences, 25(5), 355–364. https://doi.org/10.1016/j.tics.2021.02.003
Gallo, F., DeLuca, V., Prystauka, Y., Voits, T., Rothman, J., & Abutalebi, J. (2022). Bilingualism and aging: Implications for (delaying) neurocognitive decline. Frontiers in Human Neuroscience, 16, 819105. https://doi.org/10.3389/fnhum.2022.819105
Siew, C. S. Q., Wulff, D. U., Beckage, N. M., & Kenett, Y. N. (2019). Cognitive network science: A review of research on cognition through the lens of network representations, processes, and dynamics. Complexity, 2019, 1–24. https://doi.org/10.1155/2019/2108423
Stern, Y. (2009). Cognitive reserve. Neuropsychologia, 47(10), 2015–2028. https://doi.org/10.1016/j.neuropsychologia.2009.03.004
terug