taalwijs.nu

taalwijs.nu

Het Fries en het Nedersaksisch in beweging

door
Dr. Raoul Buurke
Speech Lab Groningen, Rijksuniversiteit Groningen

De Nederlandse overheid heeft verschillende regionale talen erkend onder het Europese Handvest voor regionale talen en talen van minderheden, zoals het Fries, het Limburgs en het Nedersaksisch. Overigens is een erkende taal niet hetzelfde als een officiële taal. Desalniettemin is erkenning een belangrijke stap in de promotie van regionale talen, want dit verhoogt de zichtbaarheid van de talen en zorgt voor prestige.

Het Fries is een erkende regionale taal in Nederland waar mensen vaak wel bekend mee zijn. Het Nedersaksisch is de taal met de meeste sprekers en wordt al eeuwen tot ver in Duitsland gesproken, maar is waarschijnlijk de minst bekende van deze drie talen. De namen van de Nedersaksische dialectgroepen zijn een stuk bekender: Gronings, Drents, Stellingwerfs, Sallands, Twents, Veluws en Achterhoeks. Varianten van deze taal worden gesproken in maar liefst zeven van de twaalf provincies. 

De dialectgroepen van het Fries en het Nedersaksisch. De Hollands-Friese contactvarianten zijn gemarkeerd in het rood.

In mijn proefschrift Frisian and Low Saxon in flux beschrijf ik hoe ik de huidige context van het Fries en het Nedersaksisch heb vergeleken. Hiervoor heb ik onderzocht in welke mate de sprekers van deze talen de talen behouden, maar ook de mate waarin deze talen meer of minder op het Nederlands zijn gaan lijken in recente decennia.

De sprekers van het Fries en het Nedersaksisch

Vergeleken met honderd jaar geleden zijn er relatief minder mensen die een regionale taal gebruiken. Dit komt onder andere door keuzes vanuit de overheid om het Nederlands te bevoordelen en de vooroordelen die sprekers van regionale talen ervaren. De afname in sprekersaantallen verschilt echter sterk tussen deze talen. Om dit in kaart te brengen, heb ik samen met collega’s in 2021 een vragenlijst opgezet die door ongeveer 38.500 mensen in de noordelijke drie provincies werd ingevuld.

Ongeveer 48% van de bevolking in Fryslân gebruikt het Fries thuis, terwijl maar ongeveer 17% van de mensen in Groningen en Drenthe een Nedersaksische variant thuis gebruikt. De ouders die Fries spreken geven ook in een grotere mate die taal door, namelijk rond de 70% van de ouders. Slechts 30% van de ouders met kinderen rond 1990 gaven het Nedersaksisch door, terwijl dit twee generaties geleden nog 50% was. De Nedersaksische bevolking is hierdoor flink gekrompen, terwijl de Friese bevolking aanzienlijk stabieler is.

Taalverandering ten opzichte van het Nederlands

Er is verder ook duidelijk bewijs dat de talen meer op het Nederlands zijn gaan lijken door langdurig taalcontact en het prestige van het Nederlands. In het Gronings komt het woord ‘schoatsen’ bijvoorbeeld steeds vaker voor als alternatief voor het vroegere ‘scheuvelen’ (wat ‘schaatsen’ betekent). Er zijn ook subtielere veranderingen: bijvoeglijk naamwoorden krijgen meestal een sjwa aan het eind (bijvoorbeeld ‘stille’) in veel Nedersaksische varianten, maar deze slotklinker wordt steeds vaker weggelaten (zoals in het Nederlandse ‘stil’).

Om de mate van recente klankveranderingen te meten hebben we spraakopnames in 32 traditioneel Friese en Nedersaksische plaatsen uit de jaren tachtig vergeleken met nieuwe opnames in dezelfde plaatsen rond 2022. Hiervoor kregen de sprekers Nederlandse woorden te zien die ze moesten vertalen naar hun lokale taalvariant en vervolgens moesten ze deze vertaling inspreken. Van deze opnames heb ik fonetische transcripties gemaakt en de verschillen over tijd heen hebben we met computertechnieken gekwantificeerd.

Hieruit bleek dat de varianten van het Fries meer op elkaar zijn gaan lijken en, vooral opvallend, niet substantieel meer op het Nederlands. Voor het Nedersaksisch zijn er eigenlijk twee patronen: de varianten in het noorden zijn meer op elkaar gaan lijken en de varianten ten zuiden van Drenthe juist minder. In grote lijnen is het duidelijk dat de Nedersaksische varianten relatief meer op het Nederlands zijn gaan lijken dan het Fries.

De toekomst van het Nedersaksisch

Ik krijg door mijn onderzoek vaak de vraag of het Nedersaksisch gedoemd is om uit te sterven. Ik denk van niet, want de afname in het aantal sprekers is pas recent gevaarlijk snel gegaan en er is dus nog veel te redden. Dat neemt niet weg dat er wel flink aan gewerkt moet worden om dit te voorkomen. Er zijn niet alleen in korte tijd veel minder sprekers, maar de Nedersaksische sprekers staan ook minder achter hun taal dan de Friezen. Dit is niet hun schuld, want ze hebben veelvuldig te horen gekregen dat hun taal ‘slecht Nederlands’ is en het niet waard is om door te geven. Niets is minder waar, uiteraard, maar dit betekent wel dat de sprekers sterk aangemoedigd moeten worden om hun taal te gebruiken en door te geven.

De overheid kan bijvoorbeeld actief beleid voeren om de taal een plek te geven in het onderwijs. Voor het Fries is hier al aan gewerkt: basisscholen in Fryslân zijn in principe verplicht Friese les te geven, al klinkt er ook kritiek op de beperkte ondersteuning vanuit de overheid. Gemiddeld genomen wordt er maar drie kwartier lesgegeven over het Fries op basisscholen en er moet juist een focus komen op lessen in het Fries (volgens advies van de Raad van Europa). Voor het Nedersaksisch is er incidenteel wel materiaal beschikbaar, zoals het lesprogramma Van Old noar Jong voor het Gronings en Achterhoeks, maar er is meer nodig om de taal een plaats te geven in het leven van leerlingen. Hiervoor moeten vaste lesprogramma’s ontwikkeld worden in de verschillende provincies en moet de taal een vaste plek krijgen in het curriculum, wat de zichtbaarheid van deze talen enorm zal vergroten en de drempel lager maakt voor kinderen om ermee bezig te zijn.

Tegelijkertijd is er ook een duidelijke rol voor de sprekers zelf: er zijn veel sprekers die wel erkennen trots te zijn op hun taal, maar ze moeten dit dan ook uitdragen door deze te gebruiken. Begin in de supermarkt of op straat eens in het Nedersaksisch te spreken, bijvoorbeeld. Als blijkt dat iemand je vervolgens echt niet kan volgen, kun je altijd nog overgaan op het Nederlands, maar zo laat je zien dat de taal leeft en er mag zijn. Waarschijnlijk kom je zelfs een hoop mensen tegen die jouw taal ook spreken of misschien zelfs willen leren spreken.

Verder lezen?

Het hele proefschrift, inclusief Nederlandse samenvatting, is hier te vinden.

Bloemhoff, Henk. 2005. Taaltelling Nedersaksisch: een enquête naar het gebruik en de beheersing van het Nedersaksisch in Nederland. Nedersaksische studies, nr. 21. Groningen: Nedersaksisch Instituut, Rijksuniversiteit Groningen.

Klinkenberg, Edwin, Reitze Jonkman, en Monika Helena Stefan. 2018. Taal yn Fryslân. De folgjende generaasje. Ljouwert: Provinsje Fryslân.

Bloemhoff, Henk, Philomène Bloemhoff-de Bruijn, Jan Nijen Twilhaar, Henk Nijkeuter, en Harrie Scholtmeijer. 2019. Nedersaksisch in een notendop: inleiding in de Nedersaksische taal en literatuur. Assen: Van Gorcum.

Stefan, Monika Helena. 2022. Spoken Frisian: Language contact, variation and change. NL: LOT.

Buurke, Raoul. 2025. Frisian and Low Saxon in flux. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. https://doi.org/10.33612/diss.1198624783.


terug