Aan of uit? Hoe kinderen schakelen tussen Engels en Nederlands
Oh my god, crazy, stop met bottleflippen, never mind. De afgelopen vier jaar onderzocht ik samen met prof. dr. Eline Zenner (KU Leuven) en prof. dr. Laura Rosseel (Vrije Universiteit Brussel) hoe en waarom kinderen Engelse woorden gebruiken in het Nederlands. Hoewel we meerdere interessante conclusies konden trekken, richt ik mij hier graag op een specifieke bevinding: kinderen zijn meesters in het aanpassen van hun taalgebruik. Ze bedienen als het ware een schakelaar voor Engelse woorden in hun Nederlands.
Op pad met camera’s
Tussen maart en november 2021 gingen we op pad met onze camera’s en onderzochten we het taalgebruik van 26 kinderen tussen 6 en 13 jaar in Vlaanderen. Voor elk kind verzamelden we 7 uur aan videomateriaal. Van rollenspelen tot gesprekken met een onderzoeker, van groepsconversaties tot lange interviews over taal: de kinderen lieten zich zien in veel verschillende contexten. De videobeelden van die contexten zetten we nadien om in tekst: een corpus van meer dan 500.000 woorden was het resultaat.
Tussen die vele woorden gingen we vervolgens op zoek naar Engels. Via een uitgebreid protocol beslisten we dat enkel Engelse woorden die ook herkenbaar zijn als Engels effectief zouden meetellen. Zo vielen film en sport buiten onze telling. Die woorden hebben namelijk een Engelse oorsprong, maar ‘klinken’ niet meer zo Engels, in tegenstelling tot woorden zoals challenge en crazy. Verder maakten we ook een onderscheid tussen woorden die we kunnen vermijden zoals nice (leuk) of challenge (uitdaging) en woorden waarvoor geen voldoende ingeburgerd Nederlandstalig alternatief beschikbaar is (computer of hotdog).
Wanneer het Engels ‘uit’ staat
Wat blijkt? Onze resultaten tonen aan dat de kinderen eigenlijk niet zo veel Engelse woorden gebruiken. In het gesprek met de onderzoeker vinden we namelijk Engelse woorden in slechts drie procent van de zinnen. Wanneer er dan toch een Engels woord opduikt, leggen de kinderen het woord uit (“bottleflippen, dat is met een flesje gooien”), of voorzien ze het van een Nederlandstalig alternatief (“dissen, scheldwoorden gebruiken”). De kinderen konden die activiteit ook netjes uitleggen. Zo vertelden ze dat de onderzoeker die Engelse woorden “waarschijnlijk toch niet zou begrijpen”. Ook bij hun ouders, tantes, ooms en leerkrachten vonden ze Engelse woorden eerder ongepast. Engels gebruiken hoort niet daar. Waar hoort het dan wel?
Wanneer het Engels ‘aan’ staat

Naast de gesprekken met de onderzoeker, bestudeerden we ook taalgebruik in een aantal andere contexten. Een eerste belangrijk verschil vonden we bij groepsgesprekken: wanneer kinderen praten met vrienden die ze goed kennen, kan het percentage Engels naar zeven procent stijgen. Die bevindingen sluiten aan bij eerder onderzoek naar kinder- en jongerentaal: kinderen gebruiken Engelse woorden om hun vriendengroep af te bakenen en zij die daar niet bij horen buiten te sluiten. Bovendien valt er ook binnen de groepsgesprekken een patroon op te merken. Kinderen en jongeren evalueren namelijk graag: ze beoordelen hun leeftijdsgenoten (“hij is hot/saai”), en geven hun mening over situaties (“dat was cringe!”) en objecten (“die broek is sick!”). Wanneer we inzoomen op (1) die evaluatieve bijvoeglijke naamwoorden zoals hot, saai en cringe in (2) een groepscontext (3) bij de oudste kinderen, dan vinden we Engels in vijftien procent van de zinnen.
Tot dusver besprak ik hoe kinderen Engels gebruiken wanneer ze zichzelf zijn en dus spontaan met iemand anders converseren. Om na te gaan wat er gebeurt wanneer kinderen iemand anders nadoen, werkten we ook met rollenspel. Zo vroegen we de kinderen om rappers, voetbalspelers, gamers, landbouwers en minister-presidenten na te spelen. De eerste drie rollen worden volgens een eerdere studie sterk gekoppeld aan het gebruik van Engels. De laatste twee dan weer helemaal niet. Wat doen kinderen dan in hun rollenspel? Zoals we verwachtten, gebruikten de kinderen inderdaad heel wat Engels (25% gemiddeld) voor de rol van rapper, gamer en voetbalspeler. Zo waren de populairste Engelse woorden voor rapper jow, peace en man. Voor landbouwer en minister-president lag het percentage dan weer heel wat lager (5%). Bij een opvoering van die rollen vertrouwen de kinderen dus vooral op het Nederlands.
Kinderen kunnen prima schakelen
Uit ons onderzoek leren we dat kinderen relatief weinig Engels in het Nederlands gebruiken: Nederlands blijft de hoofdtaal. Wat we wél zien, is dat die kinderen goed kunnen schakelen tussen situaties en gesprekspartners. Met vrienden en wanneer ze evalueren, gaat de schakelaar voor het Engels ‘aan’. Wanneer ze met een onderzoeker of onbekende praten, zetten ze die schakelaar weer uit. Aangezien die link tussen taal (Nederlands en Engels) en sociale context (vrienden vs. ouders) complex is, is het dus bijzonder dat kinderen vanaf 6 jaar die vaardigheid al ontwikkeld hebben.
Meer lezen?
De website van het project, inclusief links naar de wetenschappelijke publicaties, vind je hier. Verdere resultaten van het onderzoek lees je in een artikel van NRC. Lesmateriaal is beschikbaar via Klascement.
terug
Geef een reactie