Een taal leren als healthy aging tool?
Door Jelle Brouwer, postdoctoraal onderzoeker Center for Language Studies, Radboud Universiteit Nijmegen
We leven momenteel een stuk langer dan een eeuw geleden. Tussen 1950 en nu is de gemiddelde levensverwachting met zo’n 10 jaar toegenomen. Healthy Aging is dus een hot topic. Er is al veel onderzoek gedaan naar activiteiten en achtergrondfactoren die bijdragen aan mentaal en cognitief gezond ouder worden (bijvoorbeeld sporten of sterke sociale netwerken); het leren van een nieuwe taal lijkt tussen dit rijtje in eerste instantie misschien een vreemde eend in de bijt. Toch vinden meerdere onderzoekers dat mensen die een leven lang twee/meertalig zijn, gemiddeld gezien tot enkele jaren later symptomen van dementie ontwikkelen. De reden hiervoor? De talen die we spreken zijn altijd allemaal in zekere mate actief; het is aan onze hersenen om ervoor te zorgen dat we niet per ongeluk Frans spreken tegen de Engelse buurvrouw. Men denkt dat het constant reguleren van die twee (of meer) talen ten grondslag ligt aan dit effect.
Je hoeft echter niet per se een leven lang meertalig te zijn om profijt te hebben van je meertalige ervaring. De processen die nodig zijn om twee of meer talen te reguleren, zijn al vrij vroeg in het leerproces actief. Ook lijkt het leren van een taal hersenverbindingen te stimuleren waarvan we weten dat ze achteruitgaan naarmate we ouder worden. Dit suggereert dat het leren van een taal na je 65e óók cognitieve voordelen kan opleveren. De afgelopen vijftien jaar is het veld dat zich toespitst op oudere taalleerders (65 jaar en ouder) snel gegroeid. Onderzoeken vinden vaak positieve uitkomsten voor psychosociale factoren. Jezelf vooruit zien gaan, en het besef dat je juist ook op latere leeftijd iets nieuws kunt leren, dragen bij aan een verhoogd gevoel van zelfverzekerdheid en zelfstandigheid. Daarnaast is het leren van een taal bij uitstek een sociale activiteit: je leert de taal door met anderen te spreken en je leert de taal om met anderen te kunnen spreken. Wat betreft cognitief functioneren zijn de resultaten gemengd. Saillant is echter dat mensen die lagere scores hebben op de mate van cognitief functioneren, in een aantal studies de grootste verbetering laten zien aan het eind van de cursus.
Dit brengt ons bij ouderen met een depressiegeschiedenis, de groep waar mijn proefschrift zich hoofdzakelijk op focuste. Depressie komt helaas relatief vaak voor bij ouderen. Depressieve episodes worden niet alleen gekenmerkt door neerslachtigheid, maar ook door verminderd cognitief functioneren (bijvoorbeeld concentratieproblemen). Er bestaan gelukkig een aantal behandelmethodes die goed werken voor stemmingsklachten, maar bij veel ouderen houdt de cognitieve achteruitgang aan nadat de depressieve episode voorbij is. Ook hebben mensen die op latere leeftijd (en overigens ook op middelbare leeftijd) depressief zijn geweest een hogere kans om later opnieuw depressief te worden, en hebben ze een hoger risico om de ziekte van Alzheimer te ontwikkelen in vergelijking met mensen die nooit depressief zijn geweest. Ouderen met depressie zouden dus mogelijk bij uitstek profijt kunnen hebben van de cognitieve en psychosociale voordelen die een taal leren na je 65e kan brengen.
In mijn promotieonderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen keek ik daarom naar de effecten van taalleren bij functioneel eentalige (>80% Nederlands) ouderen met een depressiegeschiedenis. Dit deed ik in het CogFlex team (Floor van den Berg, Remco Knooihuizen, Hanneke Loerts en hoofdonderzoeker Merel Keijzer). We verwachtten dat ouderen met een depressiegeschiedenis grotere verbeteringen voor cognitief functioneren en psychosociaal welzijn zouden laten zien na een taalcursus dan ouderen die geen cognitieve of stemmingsklachten ervoeren. Voor dit onderzoek rekruteerden we 15 mensen zonder depressiegeschiedenis en 19 mensen die op dit moment depressief waren of dit in het verleden waren geweest. Beide groepen volgden een drie maanden durende Engelse taalcursus die bestond uit om de week een groepsles (online, vanwege COVID-19) waarbij de focus op spreken lag. Ook vroegen we deelnemers om 45 minuten per dag 5 dagen per week zelfstandig te studeren.
We verzamelden voor en na de cursus onderzoeksgegevens om te kijken naar psychosociaal welzijn en cognitief functioneren van deelnemers. Voor psychosociaal welzijn keken we onder andere naar depressiesymptomen, eenzaamheid en apathie; voor cognitief functioneren gebruikten we onder meer maten van aandacht, (werk)geheugen en ook een screeningtool die wordt gebruikt om de aanwezigheid van cognitieve achteruitgang te meten. Daarnaast gebruikten we verschillende maten van Engelse taalvaardigheid (bijvoorbeeld receptieve woordenschat, luistervaardigheid en zelf beoordeelde spreekvaardigheid).
In de voormeting zagen we onder andere dat deelnemers met een depressiegeschiedenis meer apathie, meer eenzaamheid en meer depressieve gevoelens hadden dan de controlegroep. Ook scoorden mensen met een depressiegeschiedenis lager op de screeningtool voor cognitieve achteruitgang. Bij de nameting zagen we dat ouderen met een depressiegeschiedenis geen verandering lieten zien in hun depressiesymptomen. Wel was deze groep bij de nameting minder eenzaam en ook minder apathisch, wat onder andere inhoudt dat ze gemotiveerder waren, meer initiatief toonden en meer doelgericht gedrag lieten zien. Toen we deze deelnemers enkele maanden na afloop van de cursus opnieuw testten, zagen we echter dat de apathie weer was toegenomen. Verder liet deze groep ouderen een verbetering zien op de screeningtool voor cognitieve achteruitgang. Ten slotte waren we als onderzoekers blij om te zien dat beide groepen deelnemers na de cursus significant zelfverzekerder waren over hun Engelse spreek- en luistervaardigheden. De deelnemers met een depressiegeschiedenis, die met een minder hoog Engels taalvaardigheidsniveau begonnen, verbeterden zelfs significant op de IELTS spreek- en luistervaardigheidsonderdelen!
Hoewel we geen directe verbetering in depressie vonden, stemmen deze resultaten ons hoopvol: eenzaamheid en een hogere mate van apathie zijn voorspellers van een aantal negatieve zaken op lange termijn, zoals een hoger risico op een nieuwe depressie en chronische ziekten. Het leren van een taal op latere leeftijd zou mogelijk over een periode van enkele jaren een soort weerbaarheid kunnen opbouwen, door sociale contacten en doelgericht gedrag te stimuleren. Mijn hoop is dan ook dat toekomstig onderzoek kijkt naar cursussen die jaren i.p.v. maanden duren. Ook laat de verbetering in taalvaardigheidsniveau en de toegenomen zelfverzekerdheid zien dat een taal leren juist ook op latere leeftijd mogelijk is. Concluderend: ons onderzoek laat duidelijk zien dat je nooit te oud bent om te leren, en ook dat iets nieuws leren sociaal stimulerend en motiverend kan werken.
Relevante bronnen:
Pfenninger, S. E., & Polz, S. (2018). Foreign language learning in the third age: A pilot feasibility study on cognitive, socio-affective and linguistic drivers and benefits in relation to previous bilingualism of the learner. Journal of the European Second Language Association, 2(1), 1-13.
Wong, P., Ou, J., Pang, C. W., Zhang, L., Tse, C. S., Lam, L. C., & Antoniou, M. (2019). Foreign language learning as potential treatment for mild cognitive impairment. Hong Kong Medical Journal, S41-S43.
Woumans, E., Santens, P., Sieben, A., Versijpt, J. A. N., Stevens, M., & Duyck, W. (2015). Bilingualism delays clinical manifestation of Alzheimer’s disease. Bilingualism: Language and Cognition, 18(3), 568-574.
4Lcare.nl
terug
Geef een reactie