taalwijs.nu

taalwijs.nu

Oud geleerd is oud gedaan: taal leren op latere leeftijd

Door Mara van der Ploeg, Rijksuniversiteit Groningen

Een taal leren op latere leeftijd (later-life language learning; LLLL) is de laatste jaren een spraakmakend onderwerp. Het begin van dit onderzoeksveld is terug te leiden naar studies die cognitieve voordelen vonden bij mensen die hun hele leven al meerdere talen naast elkaar gebruiken. Bij deze groep werden symptomen van Alzheimer tot 5 jaar later zichtbaar. Vanuit een healthy ageing perspectief is het leren van een taal op latere leeftijd dus ontzettend interessant. Maar ook het leren van een taal puur om het leren zelf wordt vaak door ouderen aangegrepen als een mooie kans. In onze steeds globalere wereld is meertaligheid zeer relevant; denk aan reizen, media, of communiceren met mensen die jouw eigen taal niet spreken. Het probleem is echter dat het nog onduidelijk is hoe ouderen het beste een nieuwe taal leren, want ouderen hebben niet bepaald centraal gestaan in onderzoek naar effectieve methodes voor het leren van een nieuwe taal.  

“Er zijn nog veel mensen die denken dat je geen nieuwe taal meer kunt leren als je ouder bent.”

Daarom heb ik me daar tijdens mijn promotieonderzoek verder in verdiept. Mijn proefschrift bestaat uit twee delen: in deel 1 beantwoord ik de vraag hoe een taalcursus voor ouderen eruit moet zien en in deel 2 bekijk ik wat de uitkomsten van een dergelijke taalcursus kunnen zijn. Daarmee bedoelen we natuurlijk taaluitkomsten, maar ook kijken we naar de vraag of cognitieve gezondheid een boost krijgt of dat iemand zich prettiger gaat voelen door de taalcursus. Op deze manier kunnen we de onderwijspraktijk concrete handvatten geven wat betreft LLLL. En dit is belangrijk omdat er, helaas, nog steeds een beeld heerst bij veel mensen dat je geen nieuwe taal meer kunt leren als je ouder bent (spoiler: dat kan wel!). 

Wat betreft de opzet van de cursus toont mijn onderzoek aan dat ouderen duidelijk eigenaarschap laten zien in en over hun eigen taalleerproces. Ze zijn zich bewust van hun taalleerbehoeften en voorkeuren, maar ze vinden zichzelf zeker niet te oud om een nieuwe taal te leren. Communicatievaardigheden en reizen zijn voor ouderen de twee voornaamste redenen om een (nieuwe) taal te leren en ze staan er ook voor open dit online op te pakken. Wanneer een cursus online gegeven wordt, adviseren we de docent om een korte instructie over de technologie te geven vóór het begin van de cursus. Daarnaast is laagdrempelige technologie die toegankelijk is vanaf een tablet essentieel. Verder hebben ouderen behoefte aan een motiverende docent die duidelijke uitleg kan geven. Ten slotte is de sociale component van taalleren in een groep heel belangrijk voor ouderen en kan het, vooral in moeilijke tijden, structuur, betekenis en vriendschap bieden, hetgeen ook na afloop van de taalcursus kan voortduren.

“Door ruimte te geven aan verwonderingsvragen kunnen veel nieuwe leermogelijkheden worden gecreëerd.”

Wanneer we dieper op de interactie in de klas ingaan, zien we dat ouderen heel veel vragen stellen tijdens de taallessen. In tegenstelling tot wat we veelal zien bij jongere taalleerders, zijn veel van de vragen die ouderen stellen tijdens de les zogenaamde verwonderingsvragen (“betekenen ‘common’ en ‘usual’ hetzelfde of worden ze net anders gebruikt?”). Dat dit soort vragen zo veel gesteld worden laat zien dat ouderen niet alleen bezig zijn met het hier en nu in de taalles, maar hun gaten in kennis ook relateren aan zaken die ze al weten. Ze gebruiken dus hun algemene en wereldkennis in hun taalleerproces. Verder betrekken ouderen vaak ook andere leerders in hun vragen. Uit deze resultaten komt weer naar voren dat ouderen eigenaarschap over hun taalleerproces bezitten: ze ontdekken actief wat ze niet weten en ze bevragen zowel de docent als elkaar op deze ontbrekende kennis. Het biedt ook mogelijkheden voor de LLLL-les: door ruimte te geven aan verwonderingsvragen en ouderen elkaar te laten helpen, kunnen veel nieuwe leermogelijkheden worden gecreëerd. 

Om ook iets te kunnen zeggen over de vraag of je überhaupt nog wel een taal kunt leren als je ouder bent, hebben we naar de taalontwikkeling van een groep oudere leerders gekeken. In deze studie boden we twee verschillende versies van de Engelse taalcursus aan: één met expliciete grammatica-instructie (bijvoorbeeld: “de present continuous wordt gebruikt voor dingen die nu of rond nu gebeuren”) en één zonder die instructie met waar ze wel impliciet werden blootgesteld aan regels  (hier werden de regels niet uitgelegd maar werd meer input gegeven met de betreffende grammaticale structuur erin). Zoals hierboven al genoemd, is het niet duidelijk hoe taal het beste onderwezen kan worden aan ouderen. Na drie maanden impliciet of expliciet Engels leren, zagen we dat het gesproken Engels en de woordenschat van onze leerders verbeterden. We vonden geen verschillen tussen de manieren van taal aanbieden, behalve voor het aantal structurele fouten dat onze leerders maakten (fouten die de betekenis van de zin niet aantasten, bijvoorbeeld “he go to the store”). De expliciete instructie zorgde voor minder van dit soort structurele fouten. De verbeteringen die we vonden in beide instructiegroepen zagen we nog steeds in een retentietest drie maanden na het einde van de cursus. Kortom: een cursus van drie maanden zorgt al voor blijvende taalontwikkeling. 

Mijn promotieonderzoek laat zien dat het absoluut mogelijk is om een nieuwe taal te leren op latere leeftijd en het wordt ook gezien als een leuke activiteit. Mijn onderzoek laat verder duidelijk zien dat ouderen eigenaarschap over hun taalleerproces hebben. Verder hebben we grote individuele verschillen tussen ouderen gevonden. Deze verschillen zijn hoogstwaarschijnlijk het gevolg van alle verzamelde levenservaringen maar maken, samen met het eigenaarschap over het leren, de oudere taalleerder uniek. Wel zorgen deze individuele verschillen ervoor dat het lesgeven lastiger kan zijn, omdat het belangrijk is om oog te hebben voor deze verschillen. Gelukkig helpen het eigenaarschap van ouderen over hun taalleerproces en de interactie in de klas hierbij. Aangezien we over het algemeen gezien geen grote verschillen tussen de taaldidactische aanpak (expliciet vs. impliciet) hebben gevonden, raden we elke vorm van taalleren aan die als plezierig wordt ervaren. 

 

Literatuur

– 4L-CARE – 4lcare.nl/tiki-index: Een wiki waar iedereen kan bijdragen aan het uitwisselen van kennis op het gebied van LLLL-onderzoek en – onderwijs.

– Van der Ploeg, M., Willemsen, A., Richter, L., Keijzer, M., & Koole, T. (2022). Requests for assistance in the third-age language classroom. Classroom Discourse, 13(4), 386-406.

– Van der Ploeg, M., & Blankinship, B. (2022). Online language learning in the third-age: Concrete recommendations to improve seniors’ learning experiences. Gerontology & Geriatrics Education, 1-11.

– Van der Ploeg, M., Keijzer, M., & Lowie, W. (2023). Language pedagogies and late-life language learning proficiency. International Review of Applied Linguistics in Language Teaching, (0).


terug

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *