Karène Sanchez Summerer: “Nederlands is voor mij de taal van barokmuziek.”
Karène Sanchez Summerer is hoogleraar Midden-Oostenstudies aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze is gespecialiseerd in het gebied dat Syrië, Libanon, Israël en de Palestijnse gebieden en Jordanië omvat. Haar onderzoeksinteresse richt zich voornamelijk op de christelijk-Arabische gemeenschappen van en in het Midden-Oosten, een relationele, culturele en sociale geschiedenis van Ottomaans en Mandaat-Palestina, en minderheden in/ de diaspora uit het Midden-Oosten.
Welke talen spreek je en hoe heb je deze geleerd?
“Ik ben geboren in het zuiden van Frankrijk, ten noorden van Barcelona. Dankzij mijn opa heb ik als kind Catalaans geleerd. Doordat er veel Marokkaanse mensen woonden in mijn geboorteregio, hoorde ik ook veel Berbers. Ook heb ik Spaans geleerd, dit is immers de taal die op de middelbare school in Zuid-Frankrijk het meest wordt aangeboden. Ik heb Modern Standaardarabisch geleerd en ook Hebreeuws aan het Inalco (Institut National des Langues et Civilisations Orientales) in Parijs. Daarnaast heb ik Italiaans moeten leren, dat is fundamenteel voor het archief in het Vaticaan dat ik voor mijn werk raadpleeg. Mijn partner komt uit Oostenrijk, dus daardoor heb ik kennisgemaakt met het Duits. De laatste taal die ik heb geleerd was Nederlands. Ik ben naar Nederland gekomen in verband met het werk van mijn partner. Hiervoor was het Nederlands voor mij vooral de taal van oude muziek. Ik houd erg van barokmuziek en -dans, ik was al eerder naar het Festival Oude Muziek in Utrecht geweest.”
Welke rol spelen die verschillende talen in je dagelijks leven?
“Bij de opleiding Midden-Oostenstudies maak ik vooral gebruik van Arabisch, maar ook Frans komt aan bod als het gaat om landen als Algerije, Marokko en Libanon. Engels is mijn academische taal. Ook Italiaans en Duits gebruik ik vaak, met het Hebreeuws doe ik nu minder. Nederlands gebruik ik vooral receptief in mijn academische leven. Op dagelijkse basis switch ik zonder moeite tussen vier talen, maar ik merk dat mijn productieve vaardigheden soms wat achterblijven.”
Welke taal of talen zou je nog willen leren?
“Ik zou niet nog meer talen willen leren, maar ik zou me wel genuanceerder willen kunnen uitdrukken in de talen die ik nu beheers. Wat mij betreft is het noodzakelijk om je onder te dompelen in een vreemde taal, bijvoorbeeld via muziek, film, dans, podcasts of recepten. Voor mij was dat voor het Nederlands dus oude muziek. Ik vertel mijn studenten ook altijd dat het niet gaat om de taal an sich, maar dat cultuur ook een heel belangrijke rol speelt, net als de (impliciete) emoties die je voelt bij een taal. Ook is het belangrijk om je nederig op te stellen: laat de taal je bij de hand nemen. Toen ik begon met het leren van Arabisch, kon ik me nog helemaal niet genuanceerd uitdrukken. Toch waren de mensen in het Midden-Oosten heel verrukt om te zien dat iemand uit Frankrijk zichzelf middenin een conflictsituatie staande kon houden in het Arabisch. Die aanmoediging – en de kans om te oefenen – is ook heel belangrijk.”
Wat vind je het bijzonderst aan je werk?
“Er zijn veel aspecten die in me opkomen, maar ik zou zeggen: werken aan gemeenschappen waarvan ik de archieven actief heb bewaard, en essentiële pagina’s kunnen schrijven in de taal- en cultuurgeschiedenis van de regio. In deze context is het goed om te beseffen dat de geschiedenis van taalverwerving en -onderwijs tot voor kort nauwelijks aandacht hebben gekregen. Toch is dit heel belangrijk, omdat dit alles zegt over hoe mensen concepten en politieke situaties ervaren, kijk bijvoorbeeld naar de invloed van het Russisch of het Frans op het Arabisch. Het toont ook de agency van bepaalde meertalige spelers.
Als ik het voorbeeld neem van een stad waar ik een aantal jaren aan heb gewerkt, Jeruzalem, kan ik zeggen dat Jeruzalem de stad van het zogenaamde ‘Beloofde’ of ‘Heilige Land’ bleef. De meeste scholen werden door Europese staten opgericht, hoewel over de taal- en culturele agenda werd onderhandeld over het hele Ottomaanse en vervolgens Britse Mandaat-Palestina en daarbuiten, zowel op regionaal als transnationaal niveau. Palestina was een geïnternationaliseerd knooppunt binnen een transnationaal kader en ik probeer te begrijpen hoe talige en culturele interacties nieuwe vormen van moderniteit voortbrachten.
Op dit moment werk ik aan een boek getiteld Oriental Brothers? Arab Catholics, Language(s), and Diplomacy in Palestine (1918-1948). Dit boek onderzoekt aan de hand van ongepubliceerde archieven de taalkundige en culturele identificatie van Arabische katholieken in Palestina tijdens de beginjaren van het Arabisch nationalisme en de culturele concurrentie tussen Europeanen. Het richt zich op de complexe relaties tussen taal, religie, identiteit en diplomatie.”
terug
Geef een reactie