Kristi Jauregi: “Mijn studenten komen van over de hele wereld, maar ik groet ze allemaal in hun moedertaal.”
Kristi Jauregi is hoofddocent en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. Naast de Educatieve Minor en Master verzorgt ze ook onderwijs voor de master Interculturele Communicatie. Daarnaast leidt ze Europese onderzoeksprojecten die gericht zijn op het inzetten van technologie om taalleerprocessen in het onderwijs te verrijken.
Welke talen spreek je en hoe heb je deze geleerd?
Ik ben tweetalig opgevoed. De taal van mijn vader was Baskisch, die van mijn moeder Spaans. Vanaf de basisschool leerde ik Engels. Omdat ik taal, literatuur en cultuur geweldig vond, heb ik buiten school ook Frans geleerd. Op latere leeftijd ben ik ook op uitwisseling geweest naar een jonge Franse vrouw, zij kwam ook af en toe naar mij. Onderdompeling in de taal en cultuur en het hebben van betekenisvolle interactie zijn cruciaal om je een taal eigen te maken. Zo ging ik als kind tijdens de zomervakantie altijd naar een camping waar veel buitenlandse kinderen waren. Daar heb ik voornamelijk Duitse kinderen leren kennen, met wie ik Engels sprak. Met sommigen onderhield ik contact; dan schreven we elkaar brieven.
Omdat ik zo gefascineerd was door talen, wilde ik ook Duits leren. Daarom heb ik gekozen voor een studie moderne vreemde talen in Barcelona, waarin het Duits een belangrijke component was. Eigenlijk zat er geen buitenlandverblijf in deze vijfjarige opleiding, maar op eigen initiatief kon ik toch een semester gaan studeren aan een Duitse universiteit. Wat me toen vooral fascineerde, was de Duitse vrouwenliteratuur, in het bijzonder literatuurwetenschapper Sigrid Weigel. Zij heeft echt indruk op mij gemaakt, ik herinner me nog steeds hoe zij over andere vrouwelijke schrijvers vertelde. Immersion is ontzettend belangrijk: naar het land gaan, er mensen leren kennen en de taal ook daadwerkelijk gebruiken in de authentieke socioculturele setting.
Toen ik klaar was met mijn studie, ben ik naar Duitsland vertrokken. Op een middelbare school in Leverkusen heb ik Spaans gegeven. Ik had eigenlijk niet voor ogen om docent te worden, maar ik vond de ervaring enorm boeiend. Door de combinatie van het werken met pubers en bezig zijn met taal, ging er een wereld voor mij open. Mijn master in toegepaste taalkunde heb ik in Engeland gedaan, ik heb daar enorm veel geleerd over taalverwervingstheorieën en onderzoek. In de tussentijd heb ik mijn man leren kennen, voor wie ik naar Nederland ben verhuisd. Toen heb ik Nederlands geleerd. In het begin was het vooral Duits met een beetje Nederlands erdoor, maar gaandeweg is die verhouding helemaal veranderd. Als ik nu Duits wil spreken, moet ik me heel erg concentreren. Zo zie je maar weer hoe belangrijk het is om taal te blijven gebruiken. In 1997 ben ik gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht en tegenwoordig voer ik voornamelijk mijn passie uit: ik doe onderzoek naar onderwijsleerprocessen. Ik ben erg geïnteresseerd in de mogelijkheden die nieuwe technologieën ons bieden om taalleerprocessen te verrijken, waarbij interactie, taalgebruik en het verwerven en ontwikkelen van interculturele competenties centraal staan.
Wat is de rol van die verschillende talen in je dagelijks leven?
In het dagelijks leven met vrienden en familie in Nederland spreek ik Nederlands. Toen ik zwanger werd, twijfelde ik welke taal ik mijn kind wilde leren. Omdat ik zelf tweetalig ben opgevoed, was het heel duidelijk dat ik een van deze talen door zou geven. Ik heb toen gekozen voor Baskisch. Ondanks dat het een relatief kleine, complexe taal is, wordt die nog steeds door veel mensen in het Baskenland gebruikt. De oorsprong van de taal – het is geen Indo-Germaanse taal – is onbekend en ik wilde die kennis daarvan mijn kinderen cadeau geven. Als je de taal als volwassene nog moet leren, kost dat vanwege het complexe taalsysteem namelijk veel moeite. Later heb ik ook aandacht besteed aan Spaans: ik las mijn kinderen voor en we keken televisieprogramma’s in de taal, ik sprak één dag in de week uitsluitend Spaans met ze, we zongen ook Spaanse liedjes. Aan mij kun je horen dat ik pas als volwassene de Nederlandse taal heb geleerd, bij mijn kinderen hoor je in het Baskisch, Spaans én Nederlands geen accent. Om hun kennis van het Engels te stimuleren, gingen we als gezin in de zomervakantie naar Engeland toe, waar we Engelse programma’s uitkozen waarvan we wisten dat er geen andere Nederlandse kinderen zouden zijn, zodat ze gestimuleerd werden om Engels te praten. Daarnaast hebben ze via school ook DaF- (voor Duits), DELF- (voor Frans) en Cambridge Advanced-examens gedaan. Dat is het mooie aan het Nederlandse systeem, dat je de mogelijkheid hebt om drie vreemde talen te leren.
Zijn er nog talen die je graag zou willen leren?
Ik ben altijd zeer gecharmeerd geweest van de Russische literatuur en zou de klassiekers graag in de originele taal kunnen lezen. Ik wil ook veel meer doen met Duits, maar ook Aziatische talen lijken mij heel interessant. Dat is misschien iets voor de toekomst. Wanneer ik een ander land bezoek, probeer ik altijd wel een aantal woorden te leren. Daarnaast hebben we bij een van de opleidingen waar ik lesgeef studenten van over de hele wereld, die ik elke dag probeer in hun moedertaal te groeten. Zo doe ik dat bijvoorbeeld in het Indonesisch, Japans en Deens. Met de studenten uit de Educatieve Master probeer ik zo veel mogelijk in hun doeltaal te praten, zo heb ik ook weer een mogelijkheid om het Frans of Duits te blijven gebruiken.
Wat kan er volgens jou beter aan het Nederlandse talenonderwijs?
Op dit moment zijn er heel goede ontwikkelingen gaande, zo onderschrijf ik bijvoorbeeld volledig de visie van het Meesterschapsteam. Hun visie over interculturele competenties vind ik heel relevant, zeker in relatie tot burgerschapsvorming. Daar moet meer aandacht voor komen op scholen. Ik denk ook dat het betekenisvol gebruiken van de doeltaal geïntensiveerd moet worden; het tweetalig onderwijs is daar een goed voorbeeld van. Daar wordt namelijk continu gestimuleerd om taal te gebruiken in verschillende contexten, gerelateerd aan uiteenlopende onderwerpen en vakken. Vooral bij de andere talen focussen we ons in het onderwijs nog steeds te veel op grammatica en het stampen van woorden. Leren communiceren, in een internationale context, vergt een heel andere aanpak. Ik zou dus veel meer inzetten op die interculturele competenties en het stimuleren van de authenticiteit van communicatieve processen. Wij hebben nu immers de technologie om leerlingen te laten samenwerken en communiceren met leeftijdsgenoten in het buitenland. Taal wordt dan echt betekenisvol gebruikt om bepaalde doelen te bereiken, om erachter te komen hoe anderen doen en denken en om hier zelf op te reflecteren en van te leren.
Wat zie je als grootste meerwaarde van meertaligheid en zijn er ook negatieve kanten?
Accenten zijn een onderdeel van je identiteit. Laatst zat ik in de trein en praatte ik met een onbekende. Een van de eerste vragen die me werd gesteld, was waar ik vandaan kom. Dat stukje van mijn identiteit is hoor- en zichtbaar, waardoor je altijd dat soort vragen krijgt. In het verleden vond ik dat wel lastig. Toen ik net in Nederland was, sprak ik de taal amper. Toch ging ik bijvoorbeeld gelijk in mijn eentje boodschappen doen; ik pakte alle kansen om te kunnen oefenen. Steeds opnieuw antwoordden de mensen in het Engels, terwijl mijn bedoeling natuurlijk was om Nederlands te leren. Meertaligheid is juist iets wat we moeten koesteren. Zeker Europa, met alle verschillende talen en culturen is zo ontzettend mooi. Het is daarom des te waardevoller dat in Nederland de vreemde talen zo belangrijk zijn in het onderwijssysteem. Dat kinderen tijdens hun schoolperiode drie of meer vreemde talen kunnen leren, naast hun thuistalen, moeten we blijven omarmen en stimuleren: al die talen en culturen maken ons een rijker mens.
terug
Geef een reactie