taalwijs.nu

taalwijs.nu

Adriaan van Dis: “Elke taal doet iets anders met je karakter”

Schrijver Adriaan van Dis is al zijn leven lang met taal bezig. Hij groeide op in een gemeenschap van Indische repatrianten, studeerde Nederlands en Afrikaans en woonde jarenlang in Parijs. In mei 2022 werd hij benoemd tot eredoctor aan de Radboud Universiteit vanwege zijn verdiensten als ambassadeur voor het leren van talen en culturen. Zijn dankwoord, ‘Open je kop voor andere culturen’, was een krachtig pleidooi voor talenonderwijs als middel om empathie en inclusiviteit te bevorderen. In dit interview vertelt hij over zijn eigen taal(leer)geschiedenis.

Foto: Carel Schutte

Welke talen spreek je?
Frans heb ik op school gehad in de vijfde en de zesde klas. Ook kreeg ik Engels. Ik had daar een heel goede leraar voor, dus dat was het vak waar ik de hoogste cijfers voor haalde. Een bevlogen leraar is het belangrijkste wat een kind kan overkomen. Daarnaast spreek ik Duits. Vroeger vond ik Frans het moeilijkst, maar ik vind het altijd erg leuk om in het Frans gek te doen. Het is voor mij een vorm van toneelspelen. Elke taal doet iets met je karakter, zo maakt het Frans mij feminiener. Ik maak heel veel fouten in mijn talen, maar kan in Italië zonder enig probleem een bestelling plaatsen.

Hoe ben je zo meertalig geworden?
Het zal vast te maken hebben met het huis waar ik opgroeide. Dat waren mensen die al een halve wereldreis achter de rug hadden. De broers en zussen van mijn vader woonden verspreid over de wereld. Zo had ik een tante die in Engeland verbleef en woonde er familie in Amerika, Australië en Nieuw-Guinea. Alleen al door de postzegels op de brieven wist ik dat Nederland groter was dan we bij wijze van spreken op de blinde kaart hadden geleerd met aardrijkskunde. Daarnaast werden er thuis ook wat vreemde talen gesproken. Mijn ouders spraken onderling Maleis als de kinderen niet mochten horen waar het over ging en mijn zusjes konden in het Japans tellen, dat hadden ze overgehouden aan hun ervaring in een Japans interneringskamp. Dan was er nog het Petjoh, een Indo-dialect dat werd gesproken door de bedienden omdat ze het Nederlands onvoldoende machtig waren. Het was voor hen echter ook een taal van verlangen. Er werden grapjes in gemaakt en liedjes in gezongen, daar deed ik allemaal aan mee om maar bij die ervaring te horen van mensen die al zo veel van de wereld hadden gezien.
          Ook stond BBC World Service altijd aan op de radio. Mijn moeder wilde goed Engels leren om te kunnen praten met de toekomstige kleinkinderen van haar dochter die naar Canada was geëmigreerd. Hierdoor heb ik Engels geleerd, en ik luister er nog steeds veel naar. Ik heb een abonnement op een internationale krant, ook om anders naar mijn eigen wereld te gaan kijken. Daarnaast ben ik jong naar Parijs gegaan, daar heb ik de taal echt geleerd. Zo keek ik elke morgen naar Télématin en nog steeds kijk ik zo nu en dan naar Franse films. Daarnaast doe ik elke ochtend een korte oefening via Nu beter Frans. Maar uiteindelijk is de liefde de beste manier om een taal en cultuur te verwerven, dat heeft mij tenminste enorm gestimuleerd om Frans te leren. Ik vind dat ik eigenlijk nog Spaans zou moeten leren, want ik wil ook eens naar Latijns-Amerika. Ik kan het wel redelijk verstaan. Voor nu houd ik het bij de vier talen die ik spreek.

Je hebt ook Afrikaans gestudeerd, wat vond je zo aantrekkelijk aan deze taal?
Toen ik Nederlands studeerde, kwam ik via mijn baan als bibliotheekwacht achter het bestaan van het blad Neerlandica extra Muros. Toen besefte ik dat je met Nederlands ook iets in een ver land kon doen en kwam ik tot de ontdekking van het Afrikaans. In het huis waar ik woonde, hing een Afrikaans gedicht op de muur. Dat opende voor mij zo’n wereld, want plotseling merkte ik dat er een taal was die dicht bij het Nederlands lag, maar die mijn wereld groter maakte. Er werd ook geschreven over het indelen van mensen naar kleur, waar ik mee was opgegroeid. Dat kwam ik dus tegen in het Afrikaans: ik zocht in die taal naar de kleur die bij ons thuis ontkend werd, maar die wel heel duidelijk aanwezig was. Toen ben ik het gaan studeren, als enige student van mijn lichting.

Hoe was het om als Nederlandse schrijver in Frankrijk te wonen?
Als Nederlandse schrijver in Frankrijk voelde ik me niet heel erg onderdeel van die cultuur. Ik hoorde er niet echt bij en om mezelf de teleurstelling te besparen, deed ik er ook mijn best niet voor. Gelukkig vond ik al gauw aansluiting bij een heleboel anderen die ook niet het gevoel hadden bij Frankrijk te horen, zoals mijn werkster en mensen die naar Parijs waren gevlucht. Zo ging ik bijvoorbeeld naar de week van de Haïtiaanse film in een bioscoopje in het zesde arrondissement en naar een kookcursus die werd georganiseerd door mensen uit Tsjaad. Al deze mensen lieten mij heel gemakkelijk toe in hun wereld, de Fransen deden daar aarzelender over. Ik was heel erg gelukkig in Parijs, ik zou zo terug willen. Elke avond maakte ik rituele wandelingen, waar ik ook weer vriendschappen sloot met mensen die ik tegenkwam. Ik heb nog steeds allemaal vrienden in Parijs, zo groet ik bijvoorbeeld nog altijd de kapper.

Wat is je meest pregnante taalherinnering?
Ik ben opgegroeid in een vertelcultuur, die hoort denk ik heel erg bij de Indische wereld. Dat is mijn oerherinnering aan taal, dat taal iets is dat iemand bij zijn oren grijpt. Het is niet iets dat zomaar slordig wordt gebruikt. Je vertelt vooral om aandacht te krijgen. Op mijn tiende kwam ik terecht in het Gooi en plotseling merkte ik dat ik heel anders was dan de andere kinderen. Wij woonden in een rijtjeshuis, zij in huizen met rieten daken. Dat klassenverschil heeft me heel erg gevormd, ik heb snel de taal van die deftige kinderen overgenomen. Desondanks vind ik dialecten enig, ik vind het prachtig als mensen trots zijn op hun regionale wortels.

Waarom vind je het belangrijk dat jongeren enthousiast worden voor talenstudies?
Als je je wilt voorbereiden op een grote veranderende wereld, met vluchtelingenstromen die deels door klimaatverandering worden aangedreven, is het zaak je in hun talen te verdiepen. Hoe je naar dingen kijkt, wordt allemaal bepaald door taal. Dus is het een heel belangrijk instrument om je voor te bereiden op de veranderingen waar we voor staan. Naast Duits als de taal van je buurman, geldt dat ook voor Frans, een taal die breed in Afrika wordt gesproken. Dan heb je natuurlijk nog het Engels als lingua franca. Als ik nu twaalf was, zou ik ook Chinees gaan leren. Je hoeft geen honderd talen te spreken, maar ik vind het heerlijk dat ik gewoon een Franse krant kan oppakken en dat ik die kan lezen, dat ik de laatste Houellebecq in het Frans kan lezen. We hebben vertalers nodig, maar er gaat niets boven het origineel.
          Ook maken talen je gastvrijer. Het is een heel mooie, lastige oefening met jezelf. Je stelt je open voor mensen die anders denken, anders naar dingen kijken en die andere ideeën hebben over schoonheid en geschiedenis dan jij. Als we iets moeten doen, is het ons laten uitdagen in onze zekerheden, want er zijn geen zekerheden. Het leven is geen safe space, dus bereid je voor op ongemak. Taal is een ontzettend handig instrument om je daartegen te wapenen, want je kunt met iemand praten en hebt zo meer mogelijkheden om tot wederzijds begrip te komen.


terug

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *