Bruggen bouwen tussen theorie en praktijk
door Sible Andringa, hoogleraar didactiek van de tweedetaalverwerving, Universiteit van Amsterdam
Een rode draad in mijn onderzoek is de manier waarop impliciete en expliciete taalleerprocessen samenwerken om een taalsysteem te vormen dat iemand in staat stelt om gesprekken in de tweede taal te kunnen volgen en eraan mee te doen. Dit is een langlopende discussie in de tweedetaalverwerving, die begon toen Steven Krashen in de jaren 1970 een onderscheid voorstelde tussen impliciet verwerven en expliciet leren, en claimde dat expliciet geleerde kennis nauwelijks van waarde is voor de uitkomst van een taalverwervingsproces. Daarmee marginaliseerde hij elke vorm van taalleren dat een beroep doet op expliciete, metalinguïstische processen. Dit zijn processen die vaak een heel centrale rol spelen in een taalleerklas, zoals feedback geven, fouten corrigeren, grammatica uitleggen en eigenlijk elk gesprek over de betekenis van een bepaalde taalvorm. Er kwam een sterke tegenreactie, die juist vertrok van het idee dat elke taalvorm in eerste instantie expliciet aangeleerd wordt. Tegenwoordig proberen we vooral de balans te vinden tussen deze twee extreme standpunten. Ik vind dit een interessante discussie, omdat de praktische implicaties voor de taaldidactiek zo groot zijn.
In mijn onderzoek probeer ik bij te dragen aan deze discussie door de ontwikkeling van metalinguïstische vaardigheden te onderzoeken en te relateren aan taalverwerving. Mijn aanstelling als hoogleraar viel toevallig samen met de toekenning van een grote onderzoekssubsidie die me in staat stelt om hier eens goed in te duiken. We weten uit onderzoek dat de ontwikkeling van metalinguïstische vaardigheden nauw samenhangt met geletterdheidsontwikkeling, het leren lezen en schrijven. Maar gek genoeg is er heel weinig onderzoek gedaan naar tweedetaalverwerving door beginnende lezers en schrijvers. Dat is dan ook het doel van dit nieuwe project, dat begin 2023 zal starten: we willen uitzoeken hoe de ontwikkeling van metalinguïstische vaardigheden het taalleerproces verandert, door zowel kinderen als volwassenen te volgen die een tweede taal leren lezen en schrijven. Het praktische doel is dat we willen proberen vast te stellen welke metalinguïstische vaardigheden een taalleerder nodig heeft om expliciete vormen van instructie te kunnen verwerken.
Tot nog toe heb ik me in mijn onderzoek en onderwijs vooral beziggehouden met de verwerving van het Nederlands als tweede taal. Ik coördineer de duale master Nederlands als tweede taal en meertaligheid aan de UvA en verzorg daar ook onderwijs voor. Maar mijn interesse is veel breder en ik vind het onderscheid tussen tweede- en vreemdetaalverwerving kunstmatig. Probeer maar eens Nederlands te leren in Amsterdam: dat lijkt meer op vreemde- dan tweedetaalverwerving. Tegelijkertijd horen veel kinderen meer Engels buiten school dan in school. Recent onderzoek liet zien dat sommige kinderen al op B1-niveau beginnen aan hun eerste Engelse lessen op school, door hun interactie met het Engels via sociale media, games, etc. Via mijn onderzoek probeer ik de algemene principes van tweedetaalverwerving en -didactiek te begrijpen en mijn nieuwe aanstelling opent hopelijk allerlei deuren om dat vanuit veel meer perspectieven en talen te doen.
Een project waar ik heel trots op ben is het OASIS-project, dat ik een aantal jaar geleden startte met collega’s in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. OASIS staat voor Open Accessible Summaries In language Studies, en is een database waarin toegankelijke samenvattingen van taalwetenschappelijke publicaties beschikbaar worden gesteld (oasis-database.org). Deze database wordt voortdurend aangevuld met het meest recente onderzoek. Samenvattingen die op OASIS worden gepost, worden uitgebreid gerubriceerd, zodat geïnteresseerden makkelijk kunnen zoeken op thema, doelgroep, doeltaal, etc. Als je geïnteresseerd bent in de laatste ontwikkelingen op het gebied van feedback of woordenschatonderwijs, dan is OASIS een mooie bron. OASIS is vooral bedoeld als tool voor individuele docenten, docententeams, opleiders, methodemakers, etc. die willen werken aan hun professionele ontwikkeling. Het biedt geen kant en klare oplossingen of lestoepassingen, maar is wel heel geschikt voor het opdoen van kennis en het initiëren van reflectie en discussie over een bepaald onderwerp.
Wat ik vooral hoop is dat ik een verbinding kan leggen tussen de wetenschap en de taalonderwijspraktijk. Ik heb in eigen onderzoek onder NT2-docenten en docenten van de moderne vreemde talen vastgesteld dat wetenschappelijk onderzoek vaak niet als waardevol wordt beschouwd en het veld niet bereikt. Het zou mooi zijn als we dat kunnen verbeteren. Het is belangrijk dat de wetenschap luistert naar het veld, omdat het zo onderzoek kan doen dat meer waarde heeft voor de onderwijspraktijk. Evenzo is het belangrijk dat het veld kennisneemt van het onderzoek dat wordt gedaan, omdat er wel degelijk veel onderzoek wordt gedaan dat van waarde is voor de taalklas.
terug
Geef een reactie