Uren structuren en spinazie als meervoud: drie maanden taalonderwijs in Italië
Marije Michel is adjunct hoogleraar Language Learning aan de Rijksuniversiteit Groningen waar ze verantwoordelijk is voor het taalvaardigheidsonderwijs in acht talen van de bacheloropleiding Europese Talen en Culturen. Zelf geeft ze taalvaardigheid Duits en verschillende vakken over (taakgericht) taalonderwijs voor de master Toegepaste Taalkunde en de universitaire lerarenopleiding in de talen. Haar onderzoek gaat over taalonderwijs en tweedetaalverwerving, vaak in online contexten. De afgelopen drie maanden heeft Marije doorgebracht in Udine, een klein stadje in het noordoosten van Italië. Als taalliefhebber besloot zij om haar Italiaans op te krikken en schreef zich in voor de cursus Italiano B2. Lees hier het persoonlijk verslag van een expert in de schoolbanken.
Udine (Italië), januari 2022
Vorige week kondigde mijn docente, ik noem haar Marisa, aan dat we het tentamen vandaag hebben in plaats van een week later. Ik schoot best even in de stress, want hoewel ik sinds eind oktober trouw alle lessen heb gevolgd, was ik niet zo best in het bijhouden van mijn huiswerk. Ik vrees ook dat ik nauwelijks tijd zal hebben om mij op een toets voor te bereiden, want mijn baan in Nederland gaat gewoon online door. Maar het belangrijkst: ik heb deze cursus niet voor het tentamen gedaan maar juist voor mezelf. Toch heb ik me ingeschreven om ‘een papiertje te halen’ en zit ik vandaag – 27 januari – misschien wel terwijl jullie dit lezen boven mijn toets.
De aanvoegende wijs laat te wensen over
Mijn partner is Italiaan maar wij communiceren meestal in het Nederlands. Ik heb hier en daar wat lessen gevolgd, maar mijn kennis berust vooral op het feit dat ik sinds meer dan tien jaar vrijwel dagelijks Italiaans hoor, wat sinds de geboorte van onze dochter exponentieel gegroeid is. Ongeveer drie jaar geleden heb ik besloten om aan de keukentafel aan Italiaanse gesprekken deel te nemen – in plaats van dat we gelijk naar het Nederlands switchen als ik erbij kom. Maar goed, ik kon wel weer eens een extra zetje gebruiken.
Bij aankomst in Udine heb ik de toelatingstoets van de taalschool gedaan, zodat ze mij op het juiste niveau konden plaatsen. De toets bestond uit een online gatentekst gericht op kennis van verschillende grammaticale structuren en spelling. Bovendien had ik een tienminutengesprekje met een docent. Deze schatte mij in op B1, onder meer omdat mijn gebruik van de congiuntivo (aanvoegende wijs) nog niet op peil was. Dit komt overeen met mijn zelfinschatting en die van mijn collega’s Italiaans aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Vanaf eind oktober had ik wekelijks twee keer twee uur per week college – met mondkapjes op en bij binnenkomst een coronapascheck. Mijn medestudenten waren met name (uitwisselings)studenten uit Spanje en Brazilië. Eén Russische en ik vormden de uitzondering in deze Romaanse enclave.
Een meertalige structuurkenner als inspiratie
Door haar brede talenkennis kon docente Marisa ons alles uitleggen. Moeiteloos sprong ze tijdens de uitleg over verbuigingen van persoonlijke voornaamwoorden in het Italiaans heen en weer tussen het Spaans, het Duits, Engels en Russisch – allemaal talen die ze vloeiend beheerst – om voorbeelden in die talen te geven en de gelijkenis of juist het verschil met de Italiaanse vormen te benoemen. Ook bij vragen over woordenschat en uitdrukkingen kwam ze zonder aarzelen met de vertaling in ieders moedertaal op de proppen.
Ze kon sowieso heel goed uitleggen. Tot in de kleinste details kon ze benoemen waarom welke grammaticale constructie zo gevormd werd, wat de uitzonderingen waren en tal van voorbeelden geven. Ze had mij als taalkundige al gauw als ‘gelijke’ gevonden, omdat ik in staat was om mee te praten over (in)directe objecten, agreement en werkwoordstijden zoals de modo congiuntivo trapassato (de verleden tijd van de aanvoegende wijs) – al moet ik bekennen dat bij mij de begrippen soms wat weggezakt zijn. Ik had ook een beetje te doen met mijn medestudenten die van dit soort discussies aanzienlijk minder enthousiast werden.
De leukste momenten van de les waren als Marisa de vragen en onderwerpen aangreep om te vertellen over leven en cultuur in Italië. Zo leerden we over de mammone (jonge man die op zijn dertigste nog thuis woont als oogappel van de moeder) en zongen we met karaoke mee bij Sì, viaggare van Lucio Battisti en Come mai van 883. In januari waren alle lessen online; deels omdat medestudenten na kerst nog niet terug in Udine waren, deels vanwege het oprukken van de omikronvariant – dan voelt het voor een scherm toch veiliger.
Terug in de tijd
In schril contrast met de docent stonden de methode en de lessen zelf. De methode is opgebouwd volgens een structure-based visie op taalleren waarbij elk hoofdstuk een grammaticale structuur tot doel heeft. Ter inleiding kregen we wel semi-authentieke input in de vorm van een (luister)tekst, video of dialoog en wat foto’s. Voor de dialogen had men de moeite genomen om redelijk authentieke interacties inclusief achtergrondgeluiden op te nemen. Deze dialogen konden we dan – met verdeelde rollen – in de les voorlezen.
Verder waren het vooral pagina’s met eindeloze invuloefeningen, waarvoor we zinnetjes moesten vormen voor het oefenen van de doelstructuren van het hoofdstuk – waaronder de zin: ‘La tua sorella è più carina e bella di te’ (Jouw zus is aardiger en mooier dan jij)!
De onderwerpen gingen van ‘lichaamsdelen’ via ‘reizen’ en ‘ruziën’, naar ‘leven in de natuur of de stad’ om uiteindelijk bij ‘eigenschappen en beschrijvingen van personen’ (ik hoef het zinnetje niet nog eens te herhalen) uit te komen.
Gelukkig had Marisa naast de lesmethode veel eigen materiaal samengesteld, waarin ze uiteenzette wat de regels zijn en lijsten met voorbeelden gaf. Zie in de afbeelding alle werkwoorden in het geel gemarkeerd waarvan het voltooid deelwoord een dubbele -t- verlangt. Soms deden we ter afsluiting van de les een wedstrijdje via Kahoot, waarbij de ambitie tot concentratie en motivatie leidde en we structurele kennis snel probeerden toe te toepassen. Als ik op mijn gevoel afging en niet probeerde na te denken, won ik ook wel eens..
Mijn schoonmoeder als bron voor authentieke input en interactie
Overmorgen gaan we terug naar Nederland. Ik moet bekennen dat ik best nog wel even had willen blijven in een stad op een uurtje rijden van de sneeuwbergen in het land van verse pasta bij de bakker en dagen zon in januari. Natuurlijk kijk ik uit naar het weerzien met familie, vrienden, collega’s en studenten. Werken op de campus (nog even duimen dat het zo blijft) is ook zo veel fijner dan die schermen.
Ik kijk wel heel erg uit naar ons eigen onderwijs. Als team Language Learning hebben we ons taalvaardigheidsonderwijs recent grondig vernieuwd. Met een combinatie van TBLT (task-based language teaching), CLIL (content and language integrated learning) en FLIL (Film and language integrated learning) werken studenten in onze cursussen aan inhouden die nauw aansluiten bij de vakken van Europese Talen en Culturen (bijv. het Russische politieke systeem, migratie in Duitsland, Italiaanse filmgeschiedenis). Tijdens de lessen zijn studenten met elkaar in de doeltaal in interactie om gezamenlijke producten uit te werken (bijv. een vlog als filmrecensie) en ze worden geacht om in hun eigen tijd films te kijken, boeken te lezen en de media in de doeltaal bij te houden, waarover ze op college vertellen. Studenten werken creatief en kiezen hun eigen onderwerpen.
Tijdens mijn Italiaanse lessen in Udine was er geen ruimte voor creativiteit en persoonlijke interesses. Nauwelijks heb ik de taal productief mondeling gebruikt en we kregen geen feedback op uitspraak. Geen enkele keer hebben we groepswerk moeten doen – niet eens met z’n tweeën antwoorden op een oefening vergelijken. Geen eigen teksten geschreven. De docente legde uit, wij deden de invuloefeningen in het boek, daarna lazen we de antwoorden voor om de grammaticale aspecten (d.w.z. fouten) te bespreken en volgde er meer uitleg. Ik weet niet wat mijn medestudenten, die geneeskunde en oenologie studeren, van de taallessen vonden. Zelfs als iemand die taalkunde spannend vindt en voor haar plezier talen leert, kon ik de hoeveelheid grammaticale informatie niet altijd tot mij nemen. Ondanks mijn intrinsieke motivatie om deze taal op een hoog niveau te leren beheersen, vond ik de les soms zo saai dat ik afdwaalde en mezelf erop betrapte dat ik op mijn telefoon mijn mail ging lezen of appjes schreef.
Heb ik in de afgelopen drie maanden Italiaans geleerd? Ja, natuurlijk! Ik denk wel dat de colleges niet zo veel hebben bijgedragen. De uren uitleg over structuren waren minder leerrijk dan de lunches met mijn schoonmoeder. Met haar voerde ik gesprekken over de school van mijn kind, het werk, de pandemie, de politiek, en uiteraard eten. Soms leidde dat tot discussies over talige fenomenen, bijvoorbeeld dat je in het Italiaans het werkwoord moet vervoegen naar het getal van wat je kookt: ‘Come si può cucinare il salmone’ is enkelvoud want je bakt één (stukje van een) zalm, terwijl ‘Come si possono cucinare gli spinaci’ meervoud verlangt omdat je meer dan één blaadje spinazie kookt. Of ik toch wat van de expliciete grammatica-uitleg heb opgepakt, zal blijken uit mijn score op het tentamen. Als ik vandaag goed mijn best doe, kom ik misschien terug met een papiertje op zak dat ik inmiddels op B2 zit. Duimen jullie voor me?
terug
Geef een reactie