“[…] voor zover het bevoegd gezag…” Laat leerlingen zelf kiezen welke talen ze willen leren
Door Karijn Helsloot, directeur van stichting Taal naar Keuze
Zo staat het in de Wet Voortgezet Onderwijs en het Inrichtingsbesluit WVO: leerlingen mogen kiezen welke talen ze willen leren in het voortgezet onderwijs – naast Nederlands en Engels -, maar uiteindelijk bepaalt het bevoegd gezag het. Maar wie of wat dat bevoegd gezag is, is voor leerlingen en hun ouders/verzorgers lang niet altijd duidelijk.
In het voortgezet onderwijs kunnen heel wat talen worden aangeboden, talen waarvoor jaarlijks examens worden ontwikkeld. Arabisch, Chinees, Duits, Frans, Fries, Italiaans, Spaans, Russisch en Turks worden met name genoemd, maar ook andere talen zouden een plek kunnen vinden, via het ‘vrije deel’ van de profielen.
Uit instellingsbesluit VWO Artikel 21. Aanvullende bepalingen eerste drie leerjaren vwo en havo: “Het bevoegd gezag kan een leerling van een school als bedoeld in het eerste lid ontheffing verlenen van het volgen van onderwijs in Franse of Duitse taal, indien de leerling onderwijs volgt in Spaanse taal, Russische taal, Italiaanse taal, Arabische taal, Turkse taal, of in het vwo, Chinese taal en cultuur.”
Uit de Wet VO Artikel 10. Theoretische leerweg en profielen mavo: “Het vrije deel van de theoretische leerweg […] kan omvatten […] Spaanse taal, Turkse taal, Arabische taal, […], door de leerling te kiezen, en kan omvatten door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en programmaonderdelen.
En waarom niet ook Moluks, Pools, Sranantongo of Tigrinya aanbieden, als daar vraag naar is? Immers, het Europees Referentiekader (ERK) en vergelijkbare handreikingen over eindtermen en examinering, samen met de juiste docenten, materialen en het internet, maken het mogelijk welke taal dan ook op te nemen. Mijn suggestie zou daarom zijn om een schoolvak TAAL in te stellen, dat wordt ingevuld op grond van de keuze van de leerling, en met instemming van de ouders. Het voorstel ligt intussen bij de vaste Kamercommissie onderwijs.
Er is een Europese afspraak, door de Raad van Europa lang geleden geïnitieerd, en later overgenomen door de Europese Unie, dat Europese burgers in staat zijn om minimaal drie talen te gebruiken. Ongeschreven weliswaar, maar praktisch is dit doel gekoppeld aan het onderwijssysteem: ‘leerlingen verlaten de middelbare school met drie talen gediplomeerd op zak’. Dit heet de 1+2 regeling: moedertaal plus twee andere (Europese) talen. Voor Friestaligen kan dat dus Fries, Nederlands en Engels zijn, als ze voor het Fries als schoolvak kiezen – en daarnaast dan wellicht ook nog een of meer andere talen. En voor Turkstaligen kan dat Turks zijn, naast Nederlands en Engels, als ze voor Turks kiezen. En dit geldt dan voor alle taalgroepen die we kunnen onderscheiden in onze samenleving. Een samenleving die wordt gekenmerkt door diversiteit, en waarin een kwart tot een derde van de bevolking een migratieachtergrond heeft. In 2019 voldeden we bij lange na niet aan dit 2+1 ideaal. Slechts 50% van alle leerlingen hebben toen centraal eindexamen gedaan in een taal naast het Nederlands en het Engels.
Waarom wordt in het huidige schoolsysteem de talenkennis van de toenemende groep van ‘anderstalige’ of ‘meertalige’ leerlingen niet meer gewaardeerd? Duwen we ze op deze manier niet in een achterstandspositie? De middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs zijn geoormerkt om achterstanden in te halen, om in te halen wat cognitief en sociaal-emotioneel op het spel is gezet door COVID-19. De eigen taal mogen verzilveren op school, als een heus vak, dat werkt versterkend, dat vermindert kansenongelijkheid. Hybride taalonderwijs en begeleiding, online en op school, is het antwoord.
Ik roep alle taaldocenten op om mee te doen! Docenten Frans en Duits zullen wellicht leerlingen verliezen omdat een keuze voor een andere taal wordt gemaakt, maar deze docenten, geworteld in de scholen, zijn van grote waarde voor de binding tussen de afstandsdocenten en de school, om de ‘warme’ steun en vraagbaak te zijn voor de leerlingen die taalonderwijs krijgen in een digitale klas.
De bestaande schooltalen – maar ook nieuwe – maken onderdeel uit van het reguliere onderwijs. Daar hoeven ouders niet separaat voor te betalen. We hebben een overheid die de scholen middelen geeft om het onderwijs in te vullen en te bekostigen.
En wie daar dan over gaat? Het is het bevoegd gezag. Het schoolbestuur met de schoolleiding, in afstemming met het team, de ouders én de leerlingen maakt meer talen in het onderwijs mogelijk. Kiezen voor taal naar keuze vraagt om lef, en het vraagt om een nieuw systeem, over scholen heen. Stichting Taal naar Keuze helpt hierbij met hybride taalonderwijs, online én op school.
terug
Geef een reactie